Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
zelfstudie voornaamwoorden
1 / 10
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
10 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Acht voornaamwoorden
Verwijst naar zelfstandig naamwoorden.
1e persoon ben jezelf-ik
2e persoon iem. met wie je praat
3e persoon iem. waarover je praat
Geeft bezit aan. Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
Wijst naar iets. Kan alleen staan of meteen voor zelfst. nw.
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Aanwijzend vnw.
Niet elk vraagwoord is een vragend voornaamwoord.
Vragend vnw.
Heeft betrekking op woord dat er vlak voor staat.
Betrekkelijk vnw.
Geeft iets vaags aan.
Onbepaald vnw.
Alleen het woordje 'elkaar'.
Wederkerig vnw.
Hoort bij het wederkerend werkwoord
Wederkerend vnw.
Slide 2 - Tekstslide
Voornaamwoorden.
Waarvoor gebruik je ze?
Je gebruikt ze in plaats van zelfstandig naamwoorden.
Het woord 'voor' bij voornaamwoord betekent hier 'in plaats van',
Je verwijst met voornaamwoorden naar zelfst. nw. die eerder gebruikt zijn.
Je moet dat goed doen anders wordt de zin onbegrijpelijk.
Slide 3 - Tekstslide
-geeft bezit aan
-staat bijna altijd meteen voor zelfstandig naamwoord
-weet je het niet zeker?: vervang door MIJN
-heeft twee vormen
-als onderwerp
-als voorwerp (lv en mw.vw)
-wordt gebruikt in plaats van zelfstandig naamwoorden.
-weet je het niet zeker? Vervang het woord door je eigen naam.
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Er zijn er vier
Die
-
dit
-
dat-deze
Staan vaak meteen voor een zelfstandig naamwoord
Kunnen ook zelfstandig gebruikt worden bijvoorbeeld:
Voorbeeld: Geef
dat
eens aan!
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 5 - Tekstslide
Vragend voornaamwoord
Er zijn er vier:
Wie, Wat, Welke, Wat voor
.
De vragend voornaamwoorden verwijzen altijd naar personen of dingen.(iemand of iets).
Vraagwoorden die dat niet doen, noemen we bijwoorden.
Vb: Welk boek lees jij? Wat is er aan de hand?
Wanneer ga jij weer naar school?
Slide 6 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoord
hoort bij wederk. ww. VOORBEELD
verwijs naar onderwerp
keert terug(weder) naar ow.
niet zeker? wederk. ww. in
3e persoon zetten-ZICH
ik was me
wij wassen ons
je wast je
jullie wassen je
hij wast zich
zij wassen zich
Slide 7 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
gaat om wederzijdse relatie
woordjes:
elkaar/elkander
zijn wederkerig
wederkerig=keert terug naar elkaar
Slide 8 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Slide 10 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
voornaamwoorden
April 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
voornaamwoorden
Januari 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
voornaamwoorden
April 2022
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
voornaamwoorden 1
November 2019
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
taalkundig herh bn zn ww/vnw 2
Februari 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
taalkundig herh 2 voornaamwoorden
Januari 2021
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Voornaamwoorden (wederkerend, wederkerig, persoonlijk, bezittelijk)
Oktober 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Peroonlijk, bezittelijk en betrekkelijk voornaamwoord
December 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3