Thema Gaswisseling b1 Het ademhalingsstelsel van de mens

B1 Het ademhalingsstelsel






Tekstboek bladzijde 54 t/m 58 handboek
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B1 Het ademhalingsstelsel






Tekstboek bladzijde 54 t/m 58 handboek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel benoemen met de kenmerken en functies.

Slide 2 - Tekstslide

De onderdelen van het ademhalingsstelsel van de mens

Slide 3 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Het open nemen van Zuurstof en afgeven van CO2 noemen we 'gaswisseling'.

  • hiervoor moet de lucht in de longen constant ververst worden, doen we door ademhaling.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Neusholte 
-  de binnenkant is bedekt met neusslijmvlies.

- De neusharen en het slijmvlies houden stofdeeltjes en ziekteverwekkers tegen.

- Trilharen in de neus zorgen ervoor dat het slijm, met de ziekteverwekkers en stofdeeltjes, naar de keelholte wordt vevoerd.

Slide 6 - Tekstslide

Neusademhaling
Inademen via de neus is een stuk beter dan via de mond. 
4 redenen zijn:

Maakt de lucht vochtig
Maakt de lucht warm
Maakt de lucht schoon
Je kunt de lucht ruiken en keuren

Slide 7 - Tekstslide

Keelholte
Vanuit de neus (of de mond) komt de lucht in de keelholte terecht. In de keel zitten 2 klepjes; De huig en het strottenklepje
  • Bij ademen: huig en strottenklepje open
  • Slikken: huig sluit neusholte af, strotklepje sluit luchtpijp af
  • Verslikken: huig en strotklepje staan open terwijl je eet ->     hoesten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Keelholte

Slide 10 - Tekstslide

Luchtpijp en bronchiën.
-Om de luchtpijp open te houden en deze te beschermen zitten  er kraakbeenringen  in.

- De luchtpijp splits zich in twee vertakkingen,
  1 naar elke long.  Die 2 vertakkingen heten 
  de bronchiën.

- Ook de luchtpijp is aan de binnenkant bekleed
   met slijmvlies en trilhaarcellen. 

Slide 11 - Tekstslide

Bronchiën
  •  Binnenkant bekleed met        slijmvlies en trilhaarcellen
  • Wand bevat   kraakbeenringen

Slide 12 - Tekstslide

Luchtpijptakjes
  • Dit zijn de fijne vertakkingen van de bronchiën
  • Wanden zijn bedekt met slijmvlies en trilhaarcellen.
  • Wanden bevatten spiertjes
       (geen kraakbeenringen)

Slide 13 - Tekstslide

Longblaasjes
*Aan het einde van de luchtpijptakjes
zitten de longblaasjes. 


*De wanden van de longblaasjes en
  de longhaarvaten zijn maar
  1-cellaagje dik en het oppervlak is
  erg groot, waardoor er snel en veel
  gaswisseling kan plaatsvinden

Slide 14 - Tekstslide

Gaswisseling
*Zuurstof wordt, vanuit de 
  lucht in de longblaasjes, 
  opgenomen in het bloed van 
  de longhaarvaten.
*Koolstofdioxide gaat vanuit  
  het bloed naar de lucht in de 
  longblaasjes. 

Slide 15 - Tekstslide

Gaswisseling
*Zuurstof wordt, vanuit de 
  lucht in de longblaasjes, 
  opgenomen in het bloed van 
  de longhaarvaten.

*Koolstofdioxide gaat vanuit  
  het bloed naar de lucht in de 
  longblaasjes. 

Slide 16 - Tekstslide

Zuurstof-
rijk bloed 
Zuurstof-
arm bloed 

Slide 17 - Tekstslide

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 18 - Sleepvraag

hiermee wordt tijdens het slikken de neusholte afgesloten
A
Huig
B
Strotteklepje
C
Kringspier
D
Tong

Slide 19 - Quizvraag

Het middenrif beweegt omhoog, de borstholte wordt grote of kleiner? en heeft dit in of uitademing tot gevolg?
A
groter, en inademing vindt plaats.
B
groter, en uitademing vindt plaats.
C
kleiner, en inademing vindt plaats.
D
kleiner, en uitademing vindt plaats.

Slide 20 - Quizvraag

In welke richting bewegen de ribben en het borstbeen bij een normale inademing?
A
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omhoog.
B
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omlaag.
C
Ribben en borstbeen omlaag en terug. Middenrif omhoog.
D
Ribben en borstbeen omlaag en terug. Middenrif omlaag.

Slide 21 - Quizvraag

0

Slide 22 - Video

Als je een glas over een brandende kaars zet, gaat de kaars uit.
Waarom blijft een kaars wel branden in een open ruimte?
A
omdat er genoeg energie in de ruimte is
B
omdat er genoeg koolstofdioxide in de ruimte is
C
omdat er genoeg water in de ruimte is
D
omdat er genoeg zuurstof in de ruimte is

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de meest gebruikte brandstof in cellen?
A
energie
B
glucose
C
koolstofdioxide
D
water

Slide 24 - Quizvraag

Tijdens het sporten hebben je spieren meer.......................... nodig. Daarom vindt er meer verbranding plaats. De ........................ die dan ontstaat wordt afgevoerd via je huid. De .............................wordt uit de cellen afgevoerd door het bloed.
Glucose is de meest gebruikte brandstof in cellen. De glucose haalt je lichaam uit eten dat je binnenkrijgt. Sporters verbranden
......................... brandstof dan mensen die niet sporten. Daarom hebben sporters ......................... eten nodig.
Tijdens lichamelijke inspanning stroomt het bloed sneller doordat je hart sneller gaat kloppen. Doordat het bloed snel stroomt, kan er voldoende ................................  naar de spiercellen worden vervoerd en voldoende ................................ en warmte worden afgevoerd.
Maak de zinnen compleet. Sleep de woorden naar de zinnen.
meer
meer
energie
brandstof
koolstofdioxide
koolstofdioxide
warmte

Slide 25 - Sleepvraag

Uit een aquarium met vissen en planten worden alle planten weggehaald. De vissen blijven in het aquarium.
Welke stof zal na enige tijd minder in het water zitten?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
zuurstof

Slide 26 - Quizvraag

Geef de formule van verbranding:
... + ... -> ... + ... + ...

Slide 27 - Open vraag

Wanneer is de afbraak van glucose het hoogst?
A
wanneer je loopt
B
wanneer je rent
C
wanneer je slaapt
D
wanneer je zit

Slide 28 - Quizvraag

In de afbeelding zie je het ademhalingsstelsel schematisch getekend.

Noteer de namen van de genummerde delen.
1= ...

Slide 29 - Open vraag

Welke weg legt de ingeademde lucht achtereenvolgens af in je ademhalingsstelsel?

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
strottenhoofd
longblaasjes
keelholte
bronchiën
neusholte
luchtpijp

Slide 30 - Sleepvraag

Houdt grote stofdeeltjes tegen.
Maakt de lucht die je inademt vochtig.
Vervoert het slijm naar de keelholte.
Verwarmt de ingeademde lucht.
Voorkomt dat stofdeeltjes en ziekteverwekkers in de longen komen.
Waarschuwt voor stinkende gassen.
Hier staan functies van delen van het ademhalingsstelsel.

Sleep het deel naar de juiste functie.
Neusslijmvlies
Neusharen
Reukzintuig
Trilharen
Neusslijmvlies
Neusslijmvlies

Slide 31 - Sleepvraag

In de afbeelding is een deel van de wand van het ademhalingsstelsel van de mens sterk vergroot getekend.

Hoe wordt onderdeel 3 genoemd?
A
bloedvat
B
slijmlaag
C
slijmproducerende cel
D
trilhaarcel

Slide 32 - Quizvraag

In de afbeelding is een deel van het ademhalingsstelsel van de mens schematisch getekend.

Bij welk van de genummerde delen is de wand niet verstevigd door kraakbeenringen?
A
1
B
2
C
3

Slide 33 - Quizvraag

Sommige mensen ademen vooral door hun mond. Deze mensen hebben vaker last van keelontsteking dan mensen die vooral door hun neus ademen.
Leg uit hoe dat komt.

Slide 34 - Open vraag

Taaislijmziekte is een aangeboren erfelijke ziekte. Bij deze ziekte maken verschillende organen taai en dik slijm, dat niet goed kan worden afgevoerd. Mensen met taaislijmziekte hebben veel last van benauwdheid.
Leg uit hoe dat komt.

Slide 35 - Open vraag

Kraakbeenziekte leidt tot misvorming van kraakbeen in het lichaam. Ook kraakbeenziekte kan benauwdheid tot gevolg hebben.

Leg uit hoe dat komt.

Slide 36 - Open vraag

Bij bronchitis zijn de bronchiën ontstoken. De slijmvliezen in de bronchiën gaan daardoor extra slijm produceren. Extra slijm is een prikkel die leidt tot een respons.

Wat is die respons?

Slide 37 - Open vraag

Hib is de afkorting van een bacterie die mensen ziek kan maken. De Hib-bacterie kan in de luchtwegen terechtkomen. Dit veroorzaakt meestal geen problemen.

Waardoor veroorzaakt een Hib-bacterie meestal geen problemen in de luchtwegen?

Slide 38 - Open vraag

Als de Hib-bacterie verder het lichaam binnendringt, kan een strotklepje gaan ontsteken en opzwellen. Daardoor kunnen ernstige problemen ontstaan met ademhalen.

Waardoor kan een opgezwollen strotklepje ademhalingsproblemen veroorzaken?
A
door afsluiting van de keelholte
B
door afsluiting van de neusholte
C
door afsluiting van de slokdarm
D
door afsluiting van de luchtpijp

Slide 39 - Quizvraag

Sommige bacteriën die je inademt, maken stoffen die trilharen in de luchtwegen verlammen.

Leg uit dat je dan ziek kunt worden doordat bacteriën in je lichaam komen.

Slide 40 - Open vraag

Je kunt verder gaan met.............(maak een keuze. Wat is voor jou handig zodat je de leerdoelen kunt behalen?)

- Lezen  b2 Het ademhalingsstelsel van de mens. blz 56 tekstboek
- Opdracht 6 t/m 9 blz 56  werkboek maken
- Wil je verdere uitleg over een onderdeel? Vraag om uitleg
- Maak alvast een samenvatting van basisstof 2
- Oefen alvast met examenvragen via www.biologiepagina.nl of www.eindexamensite.nl 
- Uitleg video op de volgende slide bekijken



Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Het ademhalingsstelsel
In de afbeelding is het ademhalingsstelsel van de mens getekend. Tijdens een inademing gaat lucht via de neusholte of mondholte naar de keelholte. Vervolgens stroomt de lucht langs het strottenhoofd de luchtpijp in. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën, die zich weer vertakken in steeds kleinere buisjes:
de luchtpijptakjes. Aan het einde van de luchtpijptakjes bevinden 
zich trosjes longblaasjes.
Onder de longen ligt het middenrif. Het middenrif is een stevig, 
gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en de 
buikholte. Het middenrif kan omhoog en omlaag bewegen.

Slide 43 - Tekstslide

Neusholte
De neusholte is bedekt met neusslijmvlies (zie afbeelding). De slijmlaag is vochtig. Daardoor wordt de lucht die je inademt ook vochtig. Als je verkouden bent, maakt het neusslijmvlies te veel vocht. Het slijm loopt dan als snot uit je neus.
Dicht onder het neusslijmvlies liggen veel bloedvaatjes. Het bloed in deze vaatjes is warm. Daardoor verwarmt het neusslijmvlies de binnenstromende lucht.

Slide 44 - Tekstslide

Lucht zuiveren
In lucht zitten vaak stofdeeltjes en ziekteverwekkers. Vooraan in de 
neusholte groeien neusharen die de grote stofdeeltjes tegenhouden. 
Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken aan de
slijmlaag van het neusslijmvlies. De trilharen verplaatsen het slijm 
met de stofdeeltjes naar de keelholte. Daar slik je het slijm in.
Boven in de neusholte zit het reukzintuig. Daarmee kun je ruiken 
of de lucht stinkt. Stinkende gassen in de lucht kunnen giftig of
schadelijk zijn. Het reukzintuig waarschuwt je hiervoor.

In je mond zitten geen trilharen en geen reukzintuig. Bij inademen 
door je mond wordt de lucht minder schoon, minder vochtig en ook
minder warm gemaakt. Droge, koude lucht kan het slijmvlies in de 
longen beschadigen. Ademen door de neus is daardoor gezonder 
dan ademen door de mond.

Slide 45 - Tekstslide

Keelholte
Na de neusholte of mondholte komt de lucht in de keelholte. Ook voedsel dat je inslikt, komt door de keelholte. Lucht moet de luchtpijp in, en voedsel moet de slokdarm in. Om dit te regelen, zitten er twee klepjes in de keelholte. Boven in de keelholte zit de huig en onderin het strotklepje (afbeelding). Als je ademhaalt, zijn de slokdarm en de luchtpijp allebei open (zie afbeelding 1). De lucht kan dan door je luchtpijp naar je longen stromen, en terug. Als je voedsel inslikt, sluit de huig de neusholte af (afbeelding 2). Tegelijk sluit het strotklepje de luchtpijp af. Hierdoor komt voedsel niet in je neusholte of luchtpijp. Soms sluiten het strotklepje en de huig niet goed. Bijvoorbeeld als je tijdens het eten in de lach schiet. Je kunt je dan verslikken. Voedsel of drank komt dan in je luchtpijp en je neusholte (afbeelding 3). Door te hoesten kun je het voedsel meestal weer uit je luchtpijp verwijderen.

Slide 46 - Tekstslide

Luchtpijp en longen
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd. 
Het strottenhoofd kun je aan de buitenkant van je keel voelen als de adamsappel (zie afbeelding).
In de wand van de luchtpijp zitten kraakbeenringen. Deze ringen geven 
stevigheid en zorgen ervoor dat de luchtpijp altijd openstaat (zie afbeelding 4.2).
Je kunt het vergelijken met een stofzuigerslang.
Ook in de wand van de bronchiën zitten kraakbeenringen. De bronchiën 
vertakken zich verder tot kleinere buisjes, met aan het eind daarvan de
longblaasjes (zie afbeelding 5). In de longblaasjes wordt zuurstof uit de 
lucht opgenomen in het bloed via de longhaarvaten. Koolstofdioxide uit het 
bloed wordt afgegeven aan de lucht in de longblaasjes.

De wanden van de luchtpijp, bronchiën, buisjes en longblaasjes zijn bekleed 
met slijmvlies. Aan het slijm blijven stof en ziekteverwekkers plakken. Als het 
slijmvlies extra veel slijm maakt, ga je hoesten.

Slide 47 - Tekstslide

Zelf aan de slag
B1 Het ademhalingsstelsel van de mens
(lezen blz 54 t/m 58)

Maken opdrachten: 1 – 2 – 3 - 4 – 5 – 8
Blz 60

Slide 48 - Tekstslide