Les 1.3 en 1.4 Werkwoordspelling

Les 22 mei 
  1. Welkom
  2. Toets bespreken
  3. Werkwoordspelling
    - herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd 
  4. - persoonsvorm verleden tijd en voltooid deelwoord (taxikofschip) 
  5. Opdrachten studiemeter
  6. Afsluitertje 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 22 mei 
  1. Welkom
  2. Toets bespreken
  3. Werkwoordspelling
    - herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd 
  4. - persoonsvorm verleden tijd en voltooid deelwoord (taxikofschip) 
  5. Opdrachten studiemeter
  6. Afsluitertje 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindtoets periode 4 
Maandag 12 juni
Inhoud:
  • 40 vragen: 10 open en 30 meerkeuze
  • Persoonsvorm : voltooid deelwoord, tegenwoordige tijd en verleden tijd
  • Vakinhoudelijke woordenschat toepassen in een zin
  • Extra: 1 bonuspunt met opdrachten in Studiemeter
  • Maximaal te halen cijfer is een 10 !

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Je kunt het T a X i K o F S C H i P gebruiken om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd op te(n) of de(n) eindigt.
1. Neem het hele werkwoord en haal daar en vanaf.
2. Is de laatste letter een T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd te(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: bewerken > ik bewerk > wij bewerkten
3. Is de laatste letter geen T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd de(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: twitteren > ik twitter > wij twitterden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (schaatsen).

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (stofzuigen).

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (glimlachen).

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (stuiptrekken).

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meer oefenen!
Studiemeter:
Ga naar Startaal 2F - Thema 1 - Vrije tijd- Hoofdstuk 3 taalverzorging- theorie 5 en 6. 
Klaar? 
Ga naar Thema 2- Hoofdstuk 3- theorie 1 
Samenwerken mag!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies