In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Les 2
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Meer dan lezen §1 opdracht 2 + 3 maken
Spelling §10 herhaling leerjaar 2
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoorden die we uit het Engels hebben overgenomen, zijn in het Nederlands altijd
A
sterk
B
zwak
Slide 3 - Quizvraag
’t Ex-kofschip kun je wel / niet gebruiken voor de verleden tijd en het voltooid deelwoord van Engelse werkwoorden in het Nederlands.
A
wel
B
niet
Slide 4 - Quizvraag
Je kunt de verlengproef wel / niet gebruiken om te bepalen of je bij een voltooid deelwoord -d of -taan het eind moet schrijven.
A
wel
B
niet
Slide 5 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort /lang mogelijk.
A
kort
B
lang
Slide 6 - Quizvraag
Een samengestelde zin heeft één persoonsvorm / meer dan één persoonsvorm.
A
één persoonsvorm
B
meer dan één persoonsvorm
Slide 7 - Quizvraag
Voor de werkwoordspelling is het belangrijk / niet belangrijk om te weten of het werkwoord een persoonsvorm of een voltooid deelwoord is.
A
belangrijk
B
niet belangrijk
Slide 8 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord eindigt soms / nooit op -dt.
A
soms
B
nooit
Slide 9 - Quizvraag
Om alle persoonsvormen in een samengestelde zin te vinden, kun je het best de tijdproef / vraagproef gebruiken.
A
tijdproef
B
vraagproef
Slide 10 - Quizvraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Op foto’s op de website (blurren) de school de gezichten van de leerlingen
Slide 11 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Gisteravond hebben we drie (downloaden) films gekeken.
Slide 12 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Toen het zomer was, (scrubben) Amara haar huid met zandkorrels.
Slide 13 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Vorig seizoen (coachen) Desirées vader en oom ons basketbalteam.
Slide 14 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Julan (uploaden) tegenwoordig elke week een korte kookvideo op YouTube.
Slide 15 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Afgelopen zondag (posten) Nikki een babyfoto van zichzelf op Instagram.
Slide 16 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Waarom (pushen) jij mij steeds om te gaan sporten, terwijl je zelf ook bijna nooit (trainen)?
Slide 17 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Volgens mij heeft Justin zijn tanden (bleachen) en heeft hij zijn ogen (laseren).