In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Spellingstrategie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Begaat de auteur hier een flater of niet… is 'flaterende' juist gespeld?
A
Ja
B
Het moet 'flatterende' zijn.
C
Nee, het moet 'flaterrende' zijn.
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Lambik en Jerom verdienen terecht een beloning, maar verdient Sidonia die ook? Is “verdient” op de tekening juist gespeld?
A
Ja
B
Neen
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Stel dat jij wilt solliciteren voor deze functie. Wat schrijf je dan in je sollicitatiebrief? Wat is de juiste schrijfwijze? Ik solliciteer voor de functie van…
A
terminale zorgvrijwilliger
B
terminale zorg vrijwilliger
C
terminalezorg vrijwilliger
D
terminalezorgvrijwilliger
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Borrelen of bubbelen was misschien eenvoudig geweest, maar wat is hier de juiste spelling?
A
Bruisende
B
Bruizende
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
“Buiten gebruik” en “buitengebruik” komen beide voor in het Nederlands, maar de betekenis is verschillend. Klopt de schrijfwijze op de foto? Er stond 'buitengebruik'.
A
Ja
B
Neen
Slide 11 - Quizvraag
Een machine die je in veel gezinnen, bedrijven… dagelijks meerdere keren hoort pruttelen. Maar hoe spel je dat woord eigenlijk? Is “koffie machine” juist gespeld?
A
Ja
B
Neen
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Jouw gezonde graanontbijt zal niet mislukken, maar toch is de instructie taalkundig niet helemaal juist. In welk deel van de instructie is er een woord fout gespeld?
A
Titel
B
Stap 1
C
Stap 2
D
Stap 3
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Je ziet hen vaak in het straatbeeld hangen. Maar hoe spel je dat woord juist?
A
afisches
B
affisches
C
affiches
D
afiches
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Zwembadweer is het al lang niet meer, tijd om het zwembad te verkopen. Welk woord heeft de auteur fout geschreven?
A
filter en pomp
B
afdekzeil
C
op gestaan
D
ophalen
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Lekker in een salade met couscous, geitenkaas en geroosterde amandelen. Maar hoe schrijf je de naam van dit ingrediënt?
A
rodebietenplakken
B
rodebieten plakken
C
rode bietenplakken
D
rode bieten plakken
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
“De” of “het” matras kan beide, maar hier is maar één schrijfwijze de juiste. Welke?
A
zelfopblaas baarmatras
B
zelf opblaasbaar matras
C
zelfopblaasbaarmatras
D
zelfopblaasbaar matras
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Altijd handig wanneer je op voorhand ingelicht wordt over de regels. Maar wanneer licht deze horecabaas, volgens zijn tekst, de politie in?
A
Als dit geen horecaterras is.
B
Als de zomer er niet aankomt.
C
Als je je fiets hier plaatst
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Ey, wat is dat allemaal met die 'ei' en 'ij'? Geen idee, ik zit meer met die 'd' en 't'. Hoe schrijf je 'berijden' ijs juist?
A
berijdde ijs
B
bereiden ijs
C
bereidde ijs
D
bereide ijs
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Het spellingsverschil maakt in dit geval een betekenisverschil duidelijk. Welke stelling klopt?
A
“Leiden” en “lijden” zijn juist in deze context.
B
“Leiden” is juist in de context, “lijden” is fout.
C
“Leiden” is fout in de context, “lijden” is juist.
D
“Leiden” en “lijden” zijn fout in deze context.
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
"Ze", "zei", "zij"... Wordt "zei" hier juist gebruikt? "Zei vroegen de..."
A
Ja
B
Neen
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Deze auteur wist het even niet meer en gebruikte twee verschillende spellingen. Wat is de juiste schrijfwijze?
A
fietsster
B
fietster
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Een tip krijg je: yohourt is fout. Maar hoe schrijf je het woord dan wel?
A
Yogurt
B
Joghurt
C
Yoghurt
D
Joghert
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Weet wat je eet, zegt men. Maar wat eet je nu precies als je een hoop komkommer, sla, wortelen… op je bord legt?
A
rouwkostsalade
B
rouwkost salade
C
rauwkostsalade
D
rauwkost salade
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
De verengelsing van het Nederlands maakt spelling er niet makkelijker op. Hoe vervoeg je het woordwoord “mailen” in deze context juist?