De Griekse wereld

Grieken en Romeinen
tijdvak 2 
periode: Oudheid
3000 v.Chr - 500 n.Chr
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Grieken en Romeinen
tijdvak 2 
periode: Oudheid
3000 v.Chr - 500 n.Chr

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt met behulp van het begrip polis uitleggen dat de Griekse wereld op bestuurlijk gebied verdeeld was, maar op cultureel gebied verenigd.

2. Je kent de vier bestuursvormen die in Griekenland voorkwamen 

3. Je kunt beschrijven hoe de Atheense democratie werkte

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat.

KA: - ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
- de vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Slide 3 - Tekstslide

Griekse Stadstaten
 Vanaf ±850 v.Chr. ontstaan Griekse stadstaten, poleis
Deze poleis hebben allemaal eigen regels en eigen bestuur. De inwoners van deze poleis waren trots op hun eigen polis en de zelfstandigheid van hun polis. 
De stadstaten hadden regelmatig ook oorlog met elkaar.
Maar de poleis hadden ook veel gemeenschappelijk zoals bijvoorbeeld taal, godsdienst en cultuur.

Slide 4 - Tekstslide

Bestuursvormen
De verschillende poleis hadden allemaal andere bestuursvormen. 
  • monarchie - bestuur door een koning, deze kwam via erfopvolging op de troon
  • aristocratie - bestuur door een groep edelen
  • tirannie - bestuur door een (vaak wrede) alleenheerser

Slide 5 - Tekstslide

Democratie
ontstond in de stadstaat Athene in 509 v. Chr.
het volk verdreef een tiran en daarna werd een nieuwe bestuursvorm ingevoerd.
democratie - bestuur in handen van de volksvergadering
In de volksvergadering stemmen de inwoners met burgerrecht
Maar, vrouwen, slaven en buitenlanders hebben geen burgerrecht

Slide 6 - Tekstslide

Dagelijks bestuur in Athene
Raad van Vijfhonderd: Deze raad had de dagelijkse leiding over de polis en deed voorstellen waarover de volksvergadering moest stemmen. Bijvoorbeeld belastingverhoging of oorlog voeren. 

Om mee te kunnen stemmen in de volksvergadering moest de burger zelf aanwezig zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende soorten democratie
directe democratie - burgers stemmen zelf over politieke voorstellen (in een volksvergadering)
indirecte democratie - burgers stemmen op vertegenwoordigers die namens de burgers stemmen over politieke voorstellen

Slide 8 - Tekstslide

Maak combinaties van de bestuursvorm en de uitleg
Monarchie 
Democratie
Aristocratie
Tirannie
Iemand grijpt de macht en regeert alleen
De besten regeren
Een koning regeert
Het volk regeert

Slide 9 - Sleepvraag

Leerdoelen
1. Je kunt met behulp van het begrip polis uitleggen dat de Griekse wereld op bestuurlijk gebied verdeeld was, maar op cultureel gebied verenigd.

2. Je kent de vier bestuursvormen die in Griekenland voorkwamen 

3. Je kunt beschrijven hoe de Atheense democratie werkte

Slide 10 - Tekstslide

Verwerking 
maak opdr. 1, 3 en 4 van §2.1
boek blz 33-34
vaardigheden standplaatsgebondenheid en bruikbaarheid van bronnen

Slide 11 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
  • Menselijk denken en doen in het verleden kunnen verklaren vanuit toen.
  • Menselijk denken en doen verklaren vanuit hun achtergrond, bijvoorbeeld geloof, politiek, gender of cultuur.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Bruikbaarheid 
  1. De bron geeft informatie over het onderwerp dat je onderzoekt.
  2. De bron is betrouwbaar.
  3. De bron is representatief

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bruikbaarheid:
betrouwbaarheid en representativiteit
Bruikbaarheid:
De bruikbaarheid van een bron hangt af van wat je precies onderzoekt. Allereerst moet de bron gaan of iets vertellen over wat je onderzoekt. Daarnaast moet je kijken of de informatie uit die bron betrouwbaar is en kenmerkend voor een bepaalde groep of situatie (representativiteit).

Betrouwbaarheid:
Bij betrouwbaarheid kijk je of de informatie in de bron klopt. Je let op drie verschillende aspecten van de bron om deze te beoordelen op betrouwbaarheid (zie volgende dia)

Representativiteit:
In hoeverre geldt dit voor meer mensen en/of meer situaties? Als de mening/beschrijving van een situatie voor een kleine groep geldt of alleen voor die ene persoon dan is deze niet representatief (kenmerkend) voor de rest van de groep of ook toepasbaar in meerdere situaties. Als de mening of situatie wel geldt voor een grote groep/hele groep of meerdere situaties dan is deze wel representatief.

Slide 16 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Democratie wordt ingevoerd in Athene
jagers maken rotsschilderingen in Lascaux
Neolithische revolutie
De staat Egypte wordt opgericht
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl

Slide 17 - Sleepvraag

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat de ontwikkeling van wetenschappelijk denken van de Grieken inhield.

2. Je kunt uitleggen waar en waardoor de Griekse cultuur zich ook buiten Griekenland verspreidde

Slide 18 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • De Grieken zagen in alle natuurverschijnselen goden, die verklaard werden door mythisch denken.
  • Hoe de goden zich gedroegen, omgingen met elkaar en met de mensen werd beschreven in mythen.
  • Bij ziektes en ander onheil offerden de Grieken aan de goden om het onheil af te wenden.

Slide 19 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • In de 6e eeuw vC ontstond er kritiek op het mythisch denken, het wetenschappelijk denken kwam tot ontwikkeling. Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn Hippocrates (geneeskunde) Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 20 - Tekstslide

Denken over mens en samenleving
  • Filosofen stellen overal vragen over en proberen die te bewijzen door logische argumenten en bewijzen.
  • Sommige filosofen onderzoeken vooral de mens zelf.
  • Waar komt gedrag en karakter vandaan, was hun vraag.

Slide 21 - Tekstslide

De verspreiding van de Griekse cultuur
  • In 338 v. Chr. kwam er een einde aan de zelfstandig poleis; de Macedonische koning Philippos II veroverde Griekenland
  • Maar dit betekende niet het einde van de Griekse cultuur en wetenschap; integendeel! 
  • Phillipos' zoon Alexander de Grote veroverde rond 330 v. Chr. het Perzische Rijk, dat zich uitstrekte van Egypte tot India.
  • Ook hier wordt de Griekse  cultuur ingevoerd 

Slide 22 - Tekstslide

De verspreiding van de Griekse cultuur
  • De Grieken, die zich gingen vestigen in het veroverde gebied, hielden vast aan hun taal en gewoontes. 
  • Voorbeelden zijn: architectuur, sportscholen, tempels, theaters en natuurlijk de taal en goden. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

De Griekse stadstaten
  • Griekenland was geen staat, zoals Egypte.
  • Griekenland bestond uit ruim 200 stadstaten/ poleis.
  • Elke polis had zijn eigen wetten en bestuur.
  • De stadstaten hadden regelmatig ook oorlog met elkaar.
  • Maar de poleis hadden ook veel gemeenschappelijk zoals bijvoorbeeld taal, godsdienst en cultuur.

Slide 25 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • In de 6e eeuw vC ontwikkelde zich het wetenschappelijk denken. Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn Hippocrates (geneeskunde) Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Wat is het Griekse woord voor stadstaat?
A
Aristocratie
B
Polis
C
Tirannie
D
Demagogie

Slide 29 - Quizvraag

Waarin leek Griekenland wel op een staat?
A
Gezamenlijke belasting
B
Gezamenlijke leider
C
Gezamenlijke cultuur
D
Gezamenlijke filosofie

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet de regeringsvorm waarin de macht aan edelen wordt gegund?
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 31 - Quizvraag

Wie hadden beslissingsrecht in
Athene ?
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Vreemdelingen
D
Slaven

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een directe democratie?
A
Je moet aanwezig zijn bij een stemming
B
Je kan iemand anders voor je laten stemmen.
C
Je kiest 1x per jaar een vertegenwoordiger.
D
Je wordt bestuurd door edelen.

Slide 33 - Quizvraag

Plato was een Griekse filosoof en schrijver, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles. Hij is één van de invloedrijkste denkers in de Westerse filosofie. Hij is ook de stichter van de Atheense Akademia, het eerste instittuut voor hoger onderwijs in het westen. Rafaël schilderde Plato als Leonardo da Vinci.
Aristoteles was een Griekse filosoof en wetenschapper die samen met Socrates en Plato worden beschouwd als één van de invloedrijkste klassieke filosofen uit het westen. Hij was lid van Plato's Akademeia. Aristotles is de leermeester van Alexander de Grote.
Socrates was een klassieke Griekse filosoof. Hij wordt beschouwd als één van de grondleggers van de westerse filosofie. Hij heeft zelf niks opgeschreven, alles is later opgeschreven door zijn leerlingen waaronder Plato. 
Pythagoras was filosoof die tegenwoordig vooral bekendheid geniet vanwege zijn wiskundige stelling; Stelling van Pythagoras (A²+B²=C²)
Archimedes wordt gezien als één van de grootste wiskundige allertijden. In zijn eigen tijd werd hij vooral gewaardeerd vanwege zijn natuurkundige en technische uitvindingen. Er is een natuurkundige wet naar hem vernoemd die nog steeds bij natuurkunde wordt gevraagd; wet van Archimedes en hij is bekend van zijn hefboom.
Archimedes zou gezegd hebben met betrekking tot de hefboom: Geef me een plaats om te staan en ik breng de aarde in beweging.
- Athene had angst voor machtige leider: volksvergadering en democratie
- filosofen debateerden of democratie wel het juiste was
hoe te herkennen in vraag/ bron:

wetenschap:
- experimenten
- nadenken over natuurverschijnselen

politiek:
- burgerrechten
- volksvergadering

Slide 34 - Tekstslide

Thucydides wordt de 'vader van de wetenschappelijke geschiedschrijving' genoemd.
Leg met een bronelement uit dat zijn manier van onderzoek doen past bij het wetenschappelijk denk van de Grieken.

Slide 35 - Open vraag

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat de ontwikkeling van wetenschappelijk denken van de Grieken inhield.

2. Je kunt uitleggen waar en waardoor de Griekse cultuur zich ook buiten Griekenland verspreidde

Slide 36 - Tekstslide

Verwerking 
Maak samenvatting van §2.1
maak opdr. 5 en 6 
boek blz 34

Slide 37 - Tekstslide