Lezen hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 'Lezen'
blz. 49
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 'Lezen'
blz. 49

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen
  • Opdracht 
  • Theorie
  • nakijken
  • maken 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je weet hoe je het onderwerp en deelonderwerpen  van een tekst vind.
  • Je kan 'globaal lezen' toepassen. 
  • Je weet waarom je leestekens moet gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je van het begrip 'onderwerp'

Slide 4 - Woordweb

Onderwerp
  • Waar de hele tekst overgaat(wie/wat)
  • Zeg je met een paar woorden.
  • NOOIT EEN ZIN!!

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
  1. Kijk naar de titel
  2. Kijk naar de plaatjes
  3. Kijk naar alles wat op valt (oriënterend lezen)
  4. Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea & lees de inleiding (globaal lezen)

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een deelonderwerp?
  • Tekst heeft: inleiding, middenstuk(kern), slot. 
  • In het middenstuk: staan verschillende delen van het onderwerp -->deelonderwerp
  • Meestal aangegeven met een tussenkopje. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je deelonderwerpen?
  • Lees elke alinea aandachtig
  • In het middenstuk lees je over verschillende delen van het onderwerp (deelonderwerpen)
  • Kijk naar tussenkopjes

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je goede zinnen?

Slide 9 - Open vraag

Blz. 35
Maak opdracht 1
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Formuleren(blz. 35)
  • Correcte zinnen maken:
  • Deze zinnen(oftewel mededelingen) verbind je o.a. door een punt te plaatsen. 
  • Je kan ook kiezen om tussen twee zinnen een verbindingswoord te plakken(bijv. omdat, of een komma)

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
  • Zet een punt achter elke zin die een medeling(.)
  • zet achter een vragende zin een vraagteken(?)
  • Zet een komma tussen 2 persoonsvormen(,)
  • Zet voor de volgende verbindingswoorden een komma: doordat, maar, nadat, omdat, (zie boek blz. 53)
  • zet geen komma voor 'en'

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken(blz. 49-50)
Maken opdracht 2 + 3

Slide 13 - Tekstslide

Maken
Afmaken opdracht 3(blz. 51)
Opdracht 2 en opdracht 4(blz. 36)
Opdracht 2(blz. 77)

Slide 14 - Tekstslide