1.4 De nieuwe kaart van Europa

1.4 Europa na WO1
Welke politieke problemen ontstonden na de Eerste Wereldoorlog in Europa?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1.4 Europa na WO1
Welke politieke problemen ontstonden na de Eerste Wereldoorlog in Europa?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. uitleg
  2. zelfstandig werken
  3. samen werken
  4. aftekenen en afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom de Republiek van Weimar grote politieke en economische problemen kende.
  • Je kunt beschrijven hoe in Italië het fascisme opkwam.
  • Je kunt uitleggen waarom Nederland begin 20e eeuw een neutraliteitspolitiek voerde.

Slide 3 - Tekstslide

Na WOI
  • Na WOI zijn mensen opgelucht
  • In de mode en muziek zie je het optimisme
  • Maar er was in Europa ook nog veel wantrouwen en haat. Veel mensen vonden de parlementaire democratie ongeschikt. 
  • Ook waren er economische tegenvallers.


Slide 4 - Tekstslide

Duitsland
  • Duitsland werd na WOI de Republiek van Weimar, met een grondwet en Parlement
  • Economisch had Duitsland het heel zwaar: oorlogsschade + herstelbetalingen
  • 1923: Duitse regering besluit geld bij te drukken: Enorme inflatie!
  • Veel Duitsers waren woedend over het Verdrag van Versailles en kwamen in opstand tegen de regering.

Slide 5 - Tekstslide

Italië
  •  Italië had meegevochten aan de kant van de geallieerden in WOI en hoopte op een forse beloning. 
  • Dat gebeurde niet.
  • Economisch ging het heel slecht en er braken verschillende gewapende opstanden uit. 
  • Veel Italianen hadden behoefte aan een sterke leider die de orde zou herstellen.
 















Benito Mussolini

Slide 6 - Tekstslide

Italië
Benito Mussolini vormde in 1919 hij een eigen legertje, dat met veel geweld socialisten aanviel en zo ‘orde’ probeerde te scheppen.
 
Mussolini ontwikkelde een eigen ideologie. Hij noemde zijn politieke leer het fascisme. 
  • nationalisme. De staat is het belangrijkste wat er is. 
  • militarisme. Oorlog is iets moois.
  • afkeer van de democratie. In plaats daarvan moet er één leider zijn.
  • afkeer van persoonlijke vrijheid, je moest gehoorzaam zijn aan de leider.

In 1922 werd Mussolini leider van de Italiaanse regering. 
Vanaf 1925 was hij feitelijk dictator. Hij verbood alle politieke partijen behalve de fascistische.

Slide 7 - Tekstslide

Nederland
  • Rond 1900 had Nederland zich doelbewust niet aangesloten bij een van de bondgenootschappen in Europa. 
  • Bang om handel of Nederlands-Indië te verliezen.
  • De neutraliteitspolitiek had in 1914 succes, Nederland werd niet bij WOI betrokken. 
  • Door de neutraliteitspolitiek konden Nederlanders tijdens de oorlog met beide partijen handel blijven drijven.


Slide 8 - Tekstslide

Nederland
  • De meeste Nederlanders waren  aan het begin van de 20e eeuw tevreden over de parlementaire democratie. 
  • Plannen om de vloot te moderniseren om zo Nederlands-Indië beter te kunnen verdedigen, werden door het parlement verworpen. 
  • Ook deed Nederland weinig om zijn landleger te versterken. 
  • Veiligheid kwam met neutraliteit!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Aan de slag
  • Lees eerst de tekst van P1.4 goed door.
  • Maken opdracht 1 t/m 6 & 8, 9 (blz. 38 t/m 43)
  • Klaar? Nakijken

Klaar?  bedenk een leerstrategie en begin hiermee. (bijv. begrippenlijst, tijdbalk, aantekeningen uitwerken)
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video