WK 18: Les 2 (herhaling grammatica red.)

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Terugblik

- Lesdoelen doornemen 

- Instructie nwg + vzv

- Zelf aan de slag  

   --> Basis/herhaling/verdieping: zie 

          LessonUp (of link in It's 

          Learning)

- Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ...kun je het naamwoordelijk gezegde in een benoemen.
  • ...kun je een voorzetselvoorwerp in een zin met een naamwoordelijk gezegde benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1   Zoek het onderwerp van de zin op.
2  Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3  Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?  Nee = wwg.
4  Doet of is het onderwerp iets? Doet = wwg Is = nwg.


Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

  1. Werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
  2. Naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)


Slide 5 - Tekstslide

WWG
Morgen | zal | de zon | volgens de nieuwe weervrouw | niet |schijnen.

Wwg = zal schijnen
Ond = de zon
Bwb = morgen, volgens de nieuwe weervrouw, niet
--------------------------
Bvb = nieuwe --> weervrouw

NWG
Engels schijnt voor liedteksten een betere taal te zijn.

Nwg = schijnt een betere taal te zijn
Ond = Engels
Bwb = voor liedteksten
----------------------------------
Bvb = betere --> taal


Slide 6 - Tekstslide

Een nwg met een vzv
Een naamwoordelijk gezegde kan in combinatie met een voorzetselvoorwerp voorkomen.

Madita |  is dol | op haar zoontje.
Ond          nwg               vzv

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?

Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je niet vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Bijv.: verlangen naar,  vertrouwen op,  reageren op, bang zijn voor etc.

--> Mijn broertje is ontzettend bang voor spinnen. 


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden nwg met vzv

Zij is erg nieuwsgierig naar de uitslag.

De president is verantwoordelijk voor zijn eigen campagne.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

0

Slide 11 - Video

Extra oefeningen
1.  Bekijk de  instructiefilmpjes over het koppelwerkwoord en het nwg.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening nwg (1)               - Oefening nwg en vzv
     - Oefening nwg (2)                                     
     - Quiz nwg        

3. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).



Slide 12 - Tekstslide

Plusopdrachten

Slide 13 - Tekstslide