Formatieve toets Unité 2 - Apprendre 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Le 16 novembre 2020

Petit teste Apprendre 2

Je hebt telkens 20 seconden om te antwoorden!

Vertaal naar het Frans:
allebei

1. tou le deux
2. tous les deux
3. les deux
4. les jumeaux

Wat betekent:
samedi

1. woensdag
2. donderdag
3. vrijdag
4. zaterdag

Wat betekent:
l'enfant

1. het kind
2. een kind
3. de volwassene
4. een volwassene

Vertaal naar het Frans
werken

1. traveller
2. travaller
3. travaillier
4. travailler

Vertaal naar het Frans:
de grootvader

1. la grandmère
2. la grand-mère
3. le grandpère
4. le grand-père

Vertaal naar het Frans:
het westen

1. l'est
2. l'oest
3. l'ouest
4. l'oeuest

Vertaal naar het Frans:
bij ons

1. chez nous
2. chez vous
3. cez nous
4. cez vous

Vertaal naar het Frans:
zwart

1. petit
2. autre
3. divorcé
4. noir

Vertaal naar het Frans:
een prijs

1. un pris
2. un prix
3. le pris
4. le prix

Vertaal naar het Frans:
de hond

1. le cien
2. la cien
3. le chien
4. la chien

La fin