In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom DTH2M!
Theorie werkwoordspelling
Gezamenlijke opdrachten
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Hoe maak je de tegenwoordige tijd?
Slide 2 - Woordweb
Tegenwoordige tijd (tt)
Ik erbij of jij/je erachter: de ik-vorm ik vind, vind jij/je
Ander enkelvoud: ik-vorm+t jij/je vindt, hij/zij vindt
Meervoud: het hele werkwoord wij/jullie/zij vinden
Tip: gebruik lopen om te horen of er een -t achter de ik-vorm moet komen.
Slide 3 - Tekstslide
Klassikale opdracht: noteer de persoonsvorm in de TT. 1 De klas ..... (kiezen) morgen een nieuwe klassenvertegenwoordiger. 2 Ik ..... (vinden) pure chocola het lekkerst, maar melk en wit ..... (lusten) ik ook wel. 3 In onze achtertuin ..... (worden) een perenboom geplant. 4 Verf ..... (drogen) sneller door een speciale dorgingslamp. 5 De brilbeer ..... (leven) in Zuid-Amerika in de bossen van de Andes.
Slide 4 - Open vraag
Hoe maak je de verleden tijd?
Slide 5 - Woordweb
Verleden tijd (vt)
Verleden tijd (vt) van sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
Je schrijft ze zo kort mogelijk:
enkelvoud: ik/jij/hij gaf, wist, vond
meervoud: wij/jullie/zij gaven, wisten, vonden
Slide 6 - Tekstslide
Verleden tijd (vt)
Verleden tijd (vt) van zwakke werkwoorden
Als de laatste letter van het hele werkwoord zonder -en een van de medeklinkers is in ‘t ex-fokschaap, dan komt er in de vt -te(n) achter de ik-vorm. Anders komt er -de(n) achter.
Klassikale opdracht: noteer de persoonsvorm in de VT (let op: allemaal zwakke werkwoorden). 1 De snoepjes ..... (kleven) aan mijn kiezen. 2 Tijdens de aardrijkskundeles ..... (dromen) Cindy over de vakantie. 3 Dit T-shirt ..... (kosten) maar een tientje in de uitverkoop. 4 De mensen in de wachtkamer ..... (doden) de tijd met een spelletje. 5 Roy ..... (verbazen) zich over de uitslag van Ajax-PSV.
Slide 8 - Open vraag
Klassikale opdracht: noteer de persoonsvorm in de VT (let op: allemaal sterke werkwoorden). 1 Vanmorgen .... (worden) bij ons een pakketje voor de buren bezorgd. 2 Twee enthousiaste gidsen ..... (laten) ons Kopenhagen zien. 3 De verslaggever ..... (beschrijven) de situatie na de overstroming. 4 Mijn ouders ..... (rijden) zo snel mogelijk naar huis. 5 Gisteren ..... (mogen) Gino en Kaya de pony's kammen.
Slide 9 - Open vraag
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Slide 10 - Woordweb
Voltooid deelwoord
Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of een -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden: De verkoopster heeft de T-shirts afgeprijs.... Je hoort afgeprijsde, dus je schrijft afgeprijsd.
Eindigt het voltooid deelwoord op een -n? Schrijf het zo kort mogelijk: gewonnen, gebeten, uitgezonden, gezien, gedaan.
Als je niet goed kunt horen welke letter je moet schrijven of als je zeker wilt weten wat de laatste letter moet zijn, gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.
Slide 11 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Schrijf een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd zo KORT en EENVOUDIG mogelijk.
Bijvoorbeeld:
– De trui is gebreid; de gebreide trui.
– Het werkstuk is geprint; het geprinte werkstuk.
– Het kind werd gered; het geredde kind.
– Het schilderij is gestolen; het gestolen schilderij.
Slide 12 - Tekstslide
Voltooid deelwoord van scheuren
De broek is gescheur...
A
-d
B
-t
Slide 13 - Quizvraag
Voltooid deelwoord als bn van scheuren
De ..... broek ga ik repareren.
Slide 14 - Open vraag
Voltooid deelwoord van verlichten
Het standbeeld wordt verlich...
A
-d
B
-t
Slide 15 - Quizvraag
Voltooid deelwoord als bn van verlichten
Het ..... standbeeld staat voor het station.
Slide 16 - Open vraag
Voltooid deelwoord van omhakken
De boom is omgehak...
A
-d
B
-t
Slide 17 - Quizvraag
Voltooid deelwoord als bn van omhakken
De ..... boom ligt in de tuin.
Slide 18 - Open vraag
Voltooid deelwoord van vergroten
Het sportcomplex is vergroo...
A
-d
B
-t
Slide 19 - Quizvraag
Voltooid deelwoord als bn van vergroten
Het ..... sportcomplex wordt morgen geopend.
Slide 20 - Open vraag
Zelfstandig werken
Maak Hoofdstuk 1 SPELLING persoonsvorm tt en vt opdracht 2 t/m 4
Hoofdstuk 3 SPELLING vdw opdracht 1 t/m 3
Dit wordt tevens het huiswerk voor volgende les.
Eerder klaar? Maak opdracht 5 (H1 SPELLING) en opdracht 4 (H3 SPELLING)
Slide 21 - Tekstslide
Welkom DTH2M!
Stillezen
Herhalen theorie werkwoordspelling
Huiswerk bespreken
Gezamenlijke opdrachten
Zelfstandig werken/ leestoets inzien
Korte quiz
Slide 22 - Tekstslide
Stillezen
Ga 15 minuten in stilte lezen voor jezelf.
timer
15:00
Slide 23 - Tekstslide
Herhalen theorie
Tegenwoordige tijd (tt)
Verleden tijd (vt)
Voltooid deelwoord (vdw)
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (vdw als bn)
Slide 24 - Tekstslide
Klassikale opdracht: noteer de persoonsvorm in de TT. 1 Sam ..... (weten) het zeker: haar ouders ..... (geven) heel veel om haar. 2 Ze ..... (vinden) zichzelf niet extra mooi, slim of grappig. 3 Hij ..... (twijfelen) ook steeds hoe hij ..... (moeten) doen tegen andere kinderen.
Slide 25 - Open vraag
Klassikale opdracht: noteer de persoonsvorm in de VT. 1 Helemaal alleen ..... (reizen) Sam naar Italië. 2 Ze (ev) ..... (vluchten) naar haar tante in een hotel. 3 Sam ..... (ontmoeten) er twee Nederlandse kinderen.
Slide 26 - Open vraag
Voltooid deelwoord VDW
Helemaal alleen is Sam naar Italië gereis...
A
-d
B
-t
Slide 27 - Quizvraag
Voltooid deelwoord VDW
Ze heeft daar twee Nederlandse kinderen ontmoe...
A
-d
B
-t
Slide 28 - Quizvraag
Voltooid deelwoord VDW
Sam vindt dat de jongen, Raf, haar niet aardig heeft behandel...
A
-d
B
-t
Slide 29 - Quizvraag
Voltooid deelwoord VDW
Toch raakt Sam bevrien... met hem en zijn zusje.
A
-d
B
-t
Slide 30 - Quizvraag
Voltooid deelwoord VDW
Op een dag is er voor het hotel een auto ontplof.....