In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Het woord oppositie van oppositiepartijen betekent...
A
Voorstander
B
Partij in de regering
C
Tegenpartij
D
Eerste Kamer
Slide 1 - Quizvraag
Welke partijen vormen nu de coalitie?
A
PVV, D66 en VVD
B
VVD, D66 en het CDA
C
VVD, D66, PVV en CU
D
VVD, D66, CDA en CU
Slide 2 - Quizvraag
Wie zitten er in de regering?
Slide 3 - Open vraag
bestuurt en deel van de samenleving
ministers en staatssecretarissen samen
De ministers en de koning
onderminister die helpt te besturen
MINISTER
STAATSSECRETARIS
KABINET
Regering
Slide 4 - Sleepvraag
Welke van deze taken voert de koning uit?
A
Ministers benoemen
B
Regering samenstellen
C
Wetten maken
D
Rijksbegroting opstellen
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer is Prinsjesdag?
A
Op Koningsdag
B
Op 30 april
C
Derde dinsdag in september
D
Als Amalia jarig is
Slide 6 - Quizvraag
Welke belangrijke gebeurtenis vindt plaats tijdens Prinsjesdag?
A
Tijdens Prinsjesdag wordt de troonrede voorgelezen.
B
Tijdens Prinsjesdag worden er nationale prijzen uitgereikt.
C
Tijdens Prinsjesdag wordt de koning gekroond.
D
Tijdens Prinsjesdag wordt de nationale vlag gehesen.
Slide 7 - Quizvraag
3.6 Parlementaire democratie
lesboek bladzijdes 50 en 51
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kan uitleggen waarom Nederland een parlementaire democratie is
Slide 9 - Tekstslide
Invloed op de politiek
Slaan we over. Hoef je niet te leren
Slide 10 - Tekstslide
De Nederlandse democratie
Het parlement heeft de hoogste macht
Grondwet
Scheiding van de machten --> Trias Politica
Slide 11 - Tekstslide
Parlementaire democratie
Het parlement heeft de hoogste macht
Waarom?
Slide 12 - Tekstslide
Grondwet
Rechten en plichten van de burgers en de overheid
Voorbeelden van grondrechten (mensenrechten):
1. vrijheid van meningsuiting
2. Recht op gelijke behandeling
3. Recht op een eerlijke rechtszaak
4. Recht om te stemmen bij verkiezingen.
Slide 13 - Tekstslide
Plichten
Iedereen in NL heeft ook plichten.
Voorbeelden zijn:
1. Belasting betalen
2. Naar school (leerplicht)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Nederland is een rechtsstaat dat wil zeggen dat Nederland een land is waarin de rechten en plichten van burgers én van de overheid in de grondwet zijn vastgeleegd én ook worden nageleefd.
1. wat is het tegenovergestelde van een rechtsstaat?
2. kun je voorbeelden geven van deze rechtstaat?
Slide 16 - Tekstslide
Trias Politica
Scheiding der machten:
1. Wetgevende macht - Parlement
2. Uitvoerende macht - Regering
3. Rechterlijke macht - Rechters
Doel: niet één iemand of één groep heeft alle macht.
Slide 17 - Tekstslide
Trias Politica
Parlement
ministers
rechters
Slide 18 - Tekstslide
Huiswerk
Lezen paragraaf 3.6 De parlementaire democratie
lesboek bladzijdes 50 en 51
Maken van paragraaf 3.6 in je digitale werkboek vraag 1, 2, 3, 5, 8 en 9