In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Jaar 2 | 2022-2023 | Periode 2
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Absentie
Lesdoelen
Oefenen met hoofd- en bijzaken
Opdracht 'Uitnodiging'
Dilemma
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
Kun je beschrijven wat het verschil is tussen hoofd- en bijzaken.
En kun je onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken van een geschreven en van een gesproken tekst.
Slide 3 - Tekstslide
De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven.
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.
De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven. Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot
Slide 4 - Sleepvraag
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Dat is niet duidelijk.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de functie van een inleiding?
Slide 6 - Woordweb
Inleiding
De inleiding staat aan het begin van de tekst (1 alinea) en kan de volgende functies hebben:
- de aandacht trekken
- het onderwerp introduceren
- vertellen hoe de tekst verdergaat
- een vraag stellen
- in een nieuwsbericht vaak een samenvatting
Slide 7 - Tekstslide
In de inleiding moet je altijd een vraag stellen.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Wat kun je beter niet doen bij de start van een presentatie?
A
een vraag stellen
B
een stelling noemen
C
een samenvatting geven
Slide 9 - Quizvraag
Wat staat er in de kern (middenstuk) van een tekst?
Slide 10 - Open vraag
Kern (middenstuk)
De kern is het middenstuk van de tekst. Hierin staat:
- de meest precieze informatie
- deelonderwerpen
- hoofd- en bijzaken
De kern bestaat meestal uit meerdere alinea's.
Slide 11 - Tekstslide
Kan de kern meerdere alinea's hebben?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Hoofd- en bijzaken. Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.
Slide 13 - Quizvraag
Bijzaken moet je weg kunnen laten in een tekst
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Welke uitspraak over hoofd- en bijzaken is juist?
A
Hoofdzaken zijn belangrijk, bijzaken niet
B
Bijzaken zijn belangrijk, hoofdzaken niet
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn bijzaken?
A
Details
B
Voorbeelden
C
Uitleg
Slide 16 - Quizvraag
Slot
Het slot is het laatste deel van de tekst.
De schrijver kan verschillende dingen doen in het slot:
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- naar de toekomst kijken of een vraag meegeven aan de lezer.
Slide 17 - Tekstslide
Waar vind je deelonderwerpen?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 18 - Quizvraag
Inleiding of slot?
Een conclusie trekken
A
Inleiding
B
Slot
Slide 19 - Quizvraag
Schrijfopdracht 'Uitnodiging'
Op de afdeling waar je werkt, zijn de laatste tijd veel nieuwe medewerkers komen werken. Om elkaar wat beter te leren kennen en daarmee de samenwerking te verbeteren, wordt er besloten om een teamuitje te organiseren. Samen met je collega hebben jullie leuke plannen voor deze dag bedacht. Jij stuurt de medewerkers een e-mail om ze uit te nodigen voor deze teamdag.
Slide 20 - Tekstslide
Schrijfopdracht 'Uitnodiging'
In de uitnodiging beschrijf je:
de aanleiding voor deze teamdag;
wanneer de dag is en hoe laat deze begint en eindigt;
de locatie van de teamdag. Beschrijf ook hoe mensen deze locatie kunnen bereiken. Denk aan openbaar vervoer, parkeergelegenheid, route etc.;
wat jullie gaan doen tijdens de teamdag. Beschrijf minimaal 3 activiteiten.
Sluit passend af.
De informatie mag je zelf verzinnen.
Slide 21 - Tekstslide
Feedback geven op elkaars uitnodiging
Bij het examen is het belangrijk dat je alle punten van de opdracht in je tekst verwerkt. Je wordt beoordeeld op vorm (lay-out/leesbaarheid en samenhang), inhoud (doel en boodschap) en natuurlijk op de taal (woordgebruik en spelling/grammatica/leestekens).
Vorm: Let op de indeling in alinea’s, zorg voor een duidelijke inleiding, een middenstuk met alle informatie en een activerende afsluiting.
Inhoud: controleer of alle onderdelen van de opdracht terugkomen in de uitwerking van de mail.
Taal: let goed op spelling, zinsbouw en het gebruik van leestekens.