Middelengebruik / misbruik

Middelengebruik - misbruik 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Middelengebruik - misbruik 

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud - 2 lessen 
- Verschillende middelen
- Wanneer heb je een verslaving? 
- DSM 5
- Nederland en gebruik
- Theorie en behandeling
- Quiz

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
- Je kunt verschillende middelen benoemen en weet de werking hiervan.
- Je kunt uitleggen wanneer je een verslaving hebt.
- Je hebt kennis van de DSM 5 in combinatie met middelengebruik
- Je kunt de koppeling maken tussen de theorie en de behandeling/ benadering richting cliënten.
- Je kan de cirkel van gedragsverandering toepassen in je werkveld. 





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke middelen ken je?
Vul in op je wisbordje

Slide 5 - Woordweb

Verschillende middelen
Stimulerende middelen (uppers)
De gebruiker krijgt meer energie en is alerter. Je staat aan en krijgt meer zelfvertrouwen : cocaïne, amfetamine(speed), MDMA, koffie
Verdovend (downers)
De gebruiker komt in een slaperige roes. Het werk kalmerend en ontspannen : heroine en andere opiaten (medicatie), alcohol, GHB, benzodiazepines en slaapmiddelen.
Bewustzijnsveranderend (trippers) 
De gebruiker gaat de wereld heel ander zien en beleven : LSD, wiet, paddo’s en tripmiddelen.
Designer drugs
4FMP, 3MMC, Miauw-Miauw, Flakka 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer heb je een verslaving?
Ja = staan / nee = zitten 

1. Ik drink ieder weekend, na een week hard werken vind ik dat ik dit wel heb verdiend.


2. Ik blow iedere avondje een joint, anders kan ik niet slapen.

3. Ik maak ontzettend lange werkdagen, dankzij de cocaïne lukt het me om mezelf beter te concentreren en krijg ik meer werk verzet.

4. Met een shotje GHB om de aantal uur kan ik nog prima functioneren en niemand ziet dat ik onder invloed ben.

5. Ik drink iedere dag een wijntje tijdens het koken

6. Wanneer ik op een festival ben, een aantal keer per jaar, gebruik ik XTC



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

DSM 5
De term ‘verslaving’ wordt in de DSM-5 niet gebruikt. In plaats van verslaving aan een middel wordt gesproken van een stoornis in het gebruik van een middel, die licht, matig en ernstig kan zijn.

Zo wordt in plaats van ‘cannabisverslaving’ in de DSM-5 gesproken over ‘een stoornis in cannabisgebruik’. De reden hiervan is dat men het begrip ‘verslaving’ te stigmatiserend en te onduidelijk vond. 



 

Slide 12 - Tekstslide

11 kenmerken van verslaving 
Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.
Sterk verlangen om te gebruiken.
Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis.
Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak.
Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
Voortdurend gebruik ondanks weten dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen, oftewel tolerantie.
Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken

Bij twee of drie kenmerken heeft de zorgvrager een lichte stoornis, bij vier of vijf kenmerken een matige en bij zes of meer kenmerken een ernstige stoornis.

Slide 13 - Tekstslide

De randvoorwaarden van een verslaving
Verlies van controle over gebruik

Ontwenningsverschijnselen bij geen gebruik

Meer gebruik nodig voor hetzelfde effect

Problematieken op levensgebieden 

Slide 14 - Tekstslide

Wat wil je dat er volgende les aan bod komt? 
1 TIP
1 TOP

2 tips? Dan ook 2 tops.. 

Slide 15 - Tekstslide

Nederland en middelengebruik
Nederland telt twee miljoen mensen met problematisch gebruik van middelen.

Dit kan een verslaving zijn aan één of meer middelen, maar je zult ook zorgvragers tegenkomen die zowel verslaafd zijn aan een middel als psychiatrische problematiek hebben -> dubbel diagnose
Roken is de meest voorkomende verslaving, gevolgd door medicijnen en alcohol

Slide 16 - Tekstslide

Intolerantie - onthouding
Mohammed gebruikt sinds één jaar dagelijks speed. Hij neemt zich iedere dag voor te stoppen. Op een dag staat hij op en besluit geen speed meer te nemen. Als hij ’s avonds naar bed gaat, kan hij niet slapen. Hij is erg onrustig en kan nauwelijks stil liggen. Als hij in slaap valt, schrikt hij kort daarna wakker van een nachtmerrie waarin iemand hem met een mes achterna zit. In de ochtend is Mohammed gespannen en prikkelbaar. Hoe kom ik deze dag door, ik red het niet, denkt hij. Hij appt een vriend: ‘Heb je nog wat spul voor me, ik word gek.’

Katja is een negenentwintigjarige cliënt. Zij drinkt vanaf haar twintigste jaar alcohol. Soms een beetje teveel, soms helemaal niet en soms één à twee glazen per dag. Twee jaar geleden raakte zij haar baan kwijt. Katja begon meer te drinken. Het lukte haar niet om een andere baan te krijgen. Haar vriend probeerde haar te helpen om te stoppen met drinken. Iedere keer als Katja stopte met drinken, kreeg zij last van onrust, transpireren en angsten. Hierdoor heeft zij het nooit langer dan twee dagen volgehouden om niet te drinken. Haar vriend dreigde bij haar weg te gaan als zij niet zou stoppen en noemde haar een verslaafde. Katja vond dat het wel meeviel met haar alcoholgebruik. Drie maanden geleden is de relatie uitgegaan. Sindsdien drinkt Katja de hele dag door, komt zij alleen nog buiten om alcohol te kopen en kan niet meer zonder alcohol.

Slide 17 - Tekstslide

Theorieën over het krijgen van een verslaving
- Psychologisch
- Biologisch
- Sociaal-cultureel

Slide 18 - Tekstslide

Psychologisch: volgens deze theorie hebben sommige mensen een onderontwikkeld ego als gevolg van een stoornis in de losmakingfase tijdens de pubertijd en adolescentieperiode. Hierdoor blijven ze afhankelijk, hebben een lage impulscontrole, groepsdruk, een lage frustratiedrempel, dat wil zeggen dat ze weinig prikkels kunnen verdragen, en hebben ze weinig zelfwaardering. Maar ook spelen conditioneringsprincipes een belangrijk rol bij het gebruik van drugs. 
Biologisch: volgens een biologische theorie speelt erfelijkheid een belangrijke rol. Dit wordt geschat op ongeveer 25 % bij vrouwen en 50 % bij mannen. Aandoeningen in de kindertijd, zoals ADHD of een gedragsstoornis, vergroten wel de kans op misbruik en afhankelijkheid. 
Sociaal-cultureel: een slecht functionerend gezinssysteem of een psychiatrische stoornis bij een van de ouders is niet beschermend als het gaat om drugsgebruik. Ook het nationaal drugsbeleid speelt een rol. In de Verenigde Staten wordt, ondanks de harde straffen, veel meer drugs geconsumeerd en excessief gebruikt dan in Nederland. Economische motieven en acceptatie van de drugs spelen een rol bij de keuze van de gebruikte drugs. In Oost-Europese landen wordt veel meer gerookt dan in West-Europa. Financieel gezien is er tussen deze twee regio’s ook een groot verschil in zorg die er is voor verslaafden.
Inmiddels wordt het steeds duidelijker dat sommige mensen ‘voorbestemd’ zijn om verslaafd te raken. 

Psychologisch: volgens deze theorie hebben sommige mensen een onderontwikkeld ego als gevolg van een stoornis in de losmakingfase tijdens de pubertijd en adolescentieperiode. Hierdoor blijven ze afhankelijk, hebben een lage impulscontrole, groepsdruk, een lage frustratiedrempel, dat wil zeggen dat ze weinig prikkels kunnen verdragen, en hebben ze weinig zelfwaardering. Maar ook spelen conditioneringsprincipes een belangrijk rol bij het gebruik van drugs.

Biologisch: volgens een biologische theorie speelt erfelijkheid een belangrijke rol. Dit wordt geschat op ongeveer 25 % bij vrouwen en 50 % bij mannen. Aandoeningen in de kindertijd, zoals ADHD of een gedragsstoornis, vergroten wel de kans op misbruik en afhankelijkheid.

Sociaal-cultureel: een slecht functionerend gezinssysteem of een psychiatrische stoornis bij een van de ouders is niet beschermend als het gaat om drugsgebruik. Ook het nationaal drugsbeleid speelt een rol. In de Verenigde Staten wordt, ondanks de harde straffen, veel meer drugs geconsumeerd en excessief gebruikt dan in Nederland. Economische motieven en acceptatie van de drugs spelen een rol bij de keuze van de gebruikte drugs. In Oost-Europese landen wordt veel meer gerookt dan in West-Europa. Financieel gezien is er tussen deze twee regio’s ook een groot verschil in zorg die er is voor verslaafden.
Inmiddels wordt het steeds duidelijker dat sommige mensen ‘voorbestemd’ zijn om verslaafd te raken.

Slide 19 - Tekstslide

Cirkels van van Dijk
De verslavingsverschijnselen bij elkaar zorgen ervoor dat de verslaafde in een steeds diepere put belandt, waaruit hij zelden volledig op eigen kracht weer uit kan komen. Je zou kunnen zeggen dat een verslaafde in een vicieuze cirkel terechtkomt of eigenlijk meerdere vicieuze cirkels tegelijk. Dit wordt wel het cirkelmodel van Van Dijk genoemd. De volgende cirkels worden onderscheiden:

Slide 20 - Tekstslide

Psychologisch: volgens deze theorie hebben sommige mensen een onderontwikkeld ego als gevolg van een stoornis in de losmakingfase tijdens de pubertijd en adolescentieperiode. Hierdoor blijven ze afhankelijk, hebben een lage impulscontrole, groepsdruk, een lage frustratiedrempel, dat wil zeggen dat ze weinig prikkels kunnen verdragen, en hebben ze weinig zelfwaardering. Maar ook spelen conditioneringsprincipes een belangrijk rol bij het gebruik van drugs.
Biologisch: volgens een biologische theorie speelt erfelijkheid een belangrijke rol. Dit wordt geschat op ongeveer 25 % bij vrouwen en 50 % bij mannen. Aandoeningen in de kindertijd, zoals ADHD of een gedragsstoornis, vergroten wel de kans op misbruik en afhankelijkheid.
Sociaal-cultureel: een slecht functionerend gezinssysteem of een psychiatrische stoornis bij een van de ouders is niet beschermend als het gaat om drugsgebruik. Ook het nationaal drugsbeleid speelt een rol. In de Verenigde Staten wordt, ondanks de harde straffen, veel meer drugs geconsumeerd en excessief gebruikt dan in Nederland. Economische motieven en acceptatie van de drugs spelen een rol bij de keuze van de gebruikte drugs. In Oost-Europese landen wordt veel meer gerookt dan in West-Europa. Financieel gezien is er tussen deze twee regio’s ook een groot verschil in zorg die er is voor verslaafden.
Inmiddels wordt het steeds duidelijker dat sommige mensen ‘voorbestemd’ zijn om verslaafd te raken.

de farmacologische cirkel. Deze wordt in stand gehouden door tolerantie (steeds meer nodig hebben) en abstinentie (onthoudingsverschijnselen die verdwijnen bij opnieuw gebruik van het middel);

de lichamelijke cirkel. Hersenfuncties raken beschadigd, waardoor de weerstand van de gebruiker tegen gebruik van het middel verkleint. Ook ontstaat er een oordeel- en kritiekstoornis. Dit houdt in dat je situaties en gebeurtenissen niet meer op de juiste waarde kunt beoordelen en onvoldoende inzicht hebt in je eigen ziekte. De controle over het eigen gedrag verdwijnt steeds meer;

de psychische cirkel. De gebruiker voelt zich schuldig en schaamt zich over zijn eigen gedrag. Om dit nare gevoel kwijt te raken, wordt juist weer het middel gebruikt. Daarnaast veroorzaken een aantal verslavende stoffen psychiatrische verschijnselen, zoals depressie, ernstige verwardheid of angst;

de sociale cirkel. Veel van de bestaande sociale contacten gaan verloren door onaangepast gedrag. Vooral het onbetrouwbaar zijn speelt hier een belangrijke rol. Door het verlies van de ‘normale’ sociale contacten blijven alleen medegebruikers over, die elkaar juist stimuleren tot gebruik. Ook betekent het verlies van normale sociale contacten dat iemand in een sociaal gat valt. Als het middel niet meer wordt gebruikt, is er niemand meer over om op terug te vallen.


Slide 21 - Tekstslide

Hulpverlening bij verslaving
Huisarts en basis-GGZ
Ambulante verslavingszorg (detoxificatie, psycho-educatie, leefstijltraining, gezinsgesprekken (systeemtherapie), gedragstherapie, terugvalpreventie, deelname aan zelfhulpgroepen, hulp bij psychosociale en maatschappelijke problemen en hulp bij praktische problemen)
Deeltijdbehandeling in de verslavingszorg
Klinische behandeling in de verslavingszorg (ontwenningskuur, detox, aandacht voor dag- en nachtritme en zelfzorg, inventariseren en behandelen van lichamelijke problemen, aandacht voor sociale problemen, inventariseren en behandelen van psychische problemen, diagnostiek, een korte gedragstherapie, een groepstherapie.)
Bemoeizorg

Slide 22 - Tekstslide

Terugvalpreventie 

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ga je om met een iemand met een verslaving?

Slide 24 - Woordweb

Benadering...
  • Wat gaat er WEL goed? (kan klein zijn, vergroot dat uit)
  • Ga door met wat werkt. Werkt het niet? Probeer iets anders.
  • Wat is betekenis van gedrag? Heb daar oog/aandacht voor
  •  Win-win (als jij nu dit, dan straks...). Niet afwijzen. 
  • Haalbare stappen (dagprogramma, afspraken, wat lukt?)
  • Leer: hulp vragen, samen doen, doelen (+beloning)
  • Hulpverlener = geen probleemoplosser / held

Slide 25 - Tekstslide

Benadering... (2)
  • Voors/tegens bespreken van middelengebruik
  • Cliënt IS niet zijn probleem ( = niet zijn identiteit)
  • Probleembesef (justitie/politie)
  • Soms nodig: wat zijn gevolgen van gedrag/keuzes
  • Omgaan met ontremd zijn: gevolgen rest van leven
  • Proces van behandeling aangaan heeft TIJD nodig
  • Wat kun jij in die tijd bieden?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aan welke soort vitamine hebben excessieve en problematische drinkers vaak een tekort?
A
Vitamine A
B
Vitamine B1
C
Vitamine C
D
Vitamine D1

Slide 28 - Quizvraag

Welke stof komt in de hersenen vooral vrij onder invloed van cocaïne?
A
Serotonine
B
Dopamine
C
Adrenaline
D
Alle bovenstaande stoffen

Slide 29 - Quizvraag

Vrouwen zijn gevoeliger voor alcohol omdat ze:
A
Minder alcohol drinken
B
Meer alcohol afbreken in de maag
C
In verhouding minder lichaamsvocht hebben
D
Dat zijn ze niet

Slide 30 - Quizvraag

Hoeveel tijd na inname begint een XTC-pil gemiddeld te werken?
A
Direct na inname
B
Na 20-60 minuten
C
Na 60-100 minuten

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het effect van het overmatig gebruik van cocaïne?
A
Zelfingenomen gedrag
B
Opgefokt gedrag
C
Beschadiging van het neustussenschot
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 32 - Quizvraag

Energiedrank bevat altijd:
A
Cafeïne
B
Glucose
C
Glucuronolacton
D
alle het bovenstaande

Slide 33 - Quizvraag

Het roken van hasj en wiet zorgt voor blijvende schade aan je geheugen.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Wat is hasj precies?
A
Samengeperst hars van de cannabisplant
B
Samengeperste bloemtoppen van cannabisplant
C
Samengeperste steel en wortels van de cannabisplant

Slide 35 - Quizvraag

Cocaïne is voornamelijk geestelijk verslavend en zelden lichamelijk (geen ontwenning bij afkicken)
A
Waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden geweest voor de Nederlandse overheid om het gedoogbeleid in te voeren?
A
Om geld te kunnen verdienen in de vorm van belastingen
B
Om de markt van softdrugs te scheiden van die van harddrugs
C
De overheid vindt dat mensen zelf wel kunnen bepalen wat goed voor hen is

Slide 37 - Quizvraag

XTC is slecht voor je tanden omdat:
A
MDMA je tandglazuur aantast
B
Je vaak gaat tandenknarsen
C
Je minder speeksel aanmaakt
D
Een combinatie van bovenstaande factoren

Slide 38 - Quizvraag

Waarom voel je steeds minder van XTC als je het vaker gebruikt?
A
Je leert het effect kennen en dan is het niet bijzonder meer
B
XTC voel je niet minder naarmate je het vaker gebruikt
C
Omdat je vaak nog moe bent van de vorige keer
D
Omdat je serotonine systeem uitgeput raakt

Slide 39 - Quizvraag

Hasj en wiet zijn softdrugs. Dit is zo omdat het gebruik ervan vrijwel geen schadelijke effecten kan hebben voor de gezondheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Hoeveel glazen wijn per dag kan gezond zijn?
A
Alcohol is nooit goed voor de gezondheid
B
1 glas voor vrouwen, 2 glazen voor mannen
C
2 glazen voor vrouwen, 3 voor mannen
D
1 tot 1,5 glas voor zowel mannen als vrouwen

Slide 41 - Quizvraag

Het belangrijkste acute risico als je XTC gebruikt is:
A
Hallucineren
B
Tandenknarsen
C
Oververhitting
D
Ernstige psychische problemen

Slide 42 - Quizvraag

Met hoeveel procent wordt de kans om alcoholverslaafd te raken vergroot als een van je ouders dat ook is?
A
Alcoholverslaving is niet erfelijk dus 0%
B
Met 10%
C
Met 30-40%
D
Met 70-80%

Slide 43 - Quizvraag

In de jaren ’70 werd XTC gebruikt bij behandeling van depressieve en neurotische patiënten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Hoeveel procent van de ervaren gebruikers is weleens 'out' gegaan door het gebruik van GHB?
A
10%
B
33%
C
50%
D
66%

Slide 45 - Quizvraag

Hoelang duren de effecten van GHB?
A
1 uur
B
2-3 uur
C
6-8 uur
D
10-12 uur

Slide 46 - Quizvraag

Hoeveel procent van de bevolking heeft weleens speed gebruikt?
A
minder dan 1%
B
4%
C
10%
D
21%

Slide 47 - Quizvraag

De werkzame stof in een XTC-pil is?
A
MDMA
B
Cafeïne
C
Speed

Slide 48 - Quizvraag

Wat vonden jullie van de les?
En wat blijft je bij?

Slide 49 - Woordweb