Verslavingsles opname

Verslaving en verslavingszorg
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnVerpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verslaving en verslavingszorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- De student beschrijft het ontstaan van verslaving ​

- De student benoemt  verschillende verslavende middelen​
- De student kan aangeven waardoor het moeilijk is voor de               verslaafde om af te kicken​
- De student kan de cirkel van gedragsverandering toepassen.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les:
Kun je benoemen wat de kenmerken van verslaving zijn;
Weet je wat verslavingszorg inhoudt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verslaving?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

onderwijsleergesprek. wat viel jullie op aan het filmpje
Volgens DSM-5
DSM-5 =  Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
Het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen.


In de DSM-5 wordt gesproken van een ‘stoornis in gebruik’ en niet van ‘verslaving’.   
Iemand vertoont minstens 2 van de volgende 11 kenmerken





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoornis in gebruik. De zorgvrager ...
  1. gebruikt vaker en meer dan hij wil;
  2. lukt het niet om zelfstandig minder te gebruiken of te stoppen;
  3. is een groot deel van de tijd bezig met voorbereiden en gebruiken van het middel en herstellen van gebruik;
  4. voelt een sterke drang om het middel te gebruiken;
  5. heeft problemen op het werk, school of thuis. Denk hierbij aan ontslag of geldschulden;
  6. blijft het middel gebruiken, ondanks de problemen in relaties die hierdoor ontstaan;
  7. komt niet meer toe aan hobby’s, sociale activiteiten of werk;
  8. blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot gevaarlijke situaties. (autorijden onder invloed);
  9. blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot lichamelijke of psychische problemen. (verergering van een al bestaande depressie);
  10. heeft steeds meer van het middel nodig om hetzelfde effect te krijgen Lichamelijk ontstaat er tolerantie;
  11. krijgt onthoudingsverschijnselen als hij minder van het middel gebruikt of stopt met gebruiken. 

Slide 7 - Tekstslide

https://www.knmg.nl/ik-ben-arts/abs-artsen-toolkit/kennis-vergroten/dsm-5-criteria-stoornis-in-het-gebruik-van-middelen
Lichte stoornis: 2 of 3 van de kenmerken
Matige stoornis: 4 of 5 kenmerken.
Ernstige stoornis: 6 of meer kenmerken. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaraan kun je verslaafd zijn?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waaronder kan je deze voorbeelden onderverdelen. Welke 2 soorten verslaving zijn er?

Slide 10 - Open vraag

Middelengebruik of gedrag
Middelen verslaving
  • Alcohol
  • Drugs (cannabis, cocaïne, heroïne, GHB, LSD xtc, speed, crystal meth)
  • Medicijnen
  • Tabak
  • Suiker
  • Cafeïne
Zijn weer onder te verdelen in verschillende categoriën, verdovend, stimulerend en geestverruimend

Gedragsverslaving (proces)
  • Gamen
  • Gokken
  • (niet)  Eten
  • Internet (sociale media)
  • Relaties
  • Kopen
  • Werken
  • Seks
  • Sport

Slide 11 - Tekstslide

Co dependentie: emotioneel afhankelijk van een persoon. Je gedraagt je naar de wensen en verwachtingen van een ander.
Soorten middelen
1: Bewustzijn verlagende middelen​
  

2: Bewustzijn verhogende middelen​
      
3: Bewustzijn veranderende middelen 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Bewustzijn verlagende middelen - verdovend
- Hierbij komt de gebruiker in een slaperige roes. 
- Verdovende middelen hebben een kalmerende en ontspannende werking.  - De gebruiker kan in een slaperige roes komen. 
- De ademhaling en hartslag worden langzamer en spieren ontspannen.  
- Voorbeelden: heroïne en andere opiaten, ghb, maar ook alcohol en                       slaapmiddelen. 
- Verdovende middelen worden soms ook wel ‘downers’ genoemd

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Bewustzijn verhogende middelen - stimulerend
- Bij deze middelen krijgt de gebruiker het gevoel meer energie te hebben           en  alerter te zijn. 
- De ademhaling en hartslag verhogen, de bloeddruk stijgt en de spieren             spannen zich aan. 
- Voorbeelden: cocaïne en amfetamine maar ook tabak en koffie. 
- Stimulerende middelen worden soms ook wel ‘uppers’ genoemd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Bewustzijn veranderende middelen
- De gebruiker van deze middelen gaat de wereld (heel) anders zien en                 beleven doordat deze middelen het bewustzijn tijdelijk veranderen.                    - Voorbeelden: LSD, hasj en wiet, paddo’s. 
- Bewustzijnsveranderende middelen worden soms ook wel ‘trippers’ of             ‘tripmiddelen’ genoemd

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerdere reacties tegelijkertijd
- Sommige middelen hebben een gemengd effect. 
- XTC werkt bijvoorbeeld stimulerend, maar verandert ook de waarneming. 
- Hasj en wiet werken verdovend, maar zorgen lichamelijk voor lichte                     stimulering en kunnen ook bewustzijnsveranderend zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke oorzaken voor verslaving ken je?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaak?
Samenspel van factoren:
  • erfelijkheid (genetische kwetsbaarheid)
  • karakter
  • levensomstandigheden 
  • gebeurtenissen
  • psychische oorzaken
  • ontstaan door regelmatig gebruik
  • er moet een bepaalde vorm van gevoeligheid zijn! 

Slide 18 - Tekstslide

middelengebruik vaker voor bij borderline of ADHD. 


5 fasen voor het ontwikkelen van een verslaving


Fase 1 Experimenteren                    geen actie

Fase 2 Recreatief gebruik              geen actie

Fase 3 Gewoonte gebruik              signalen om in de gaten te houden

FASE 4 Problematisch gebruik     actie

FASE 5 Verslaving                                actie

Slide 19 - Tekstslide

Op den duur dwangmatig gebruik:
gebruik je het middel of gedrag vaak ook om nare gevoelens te verdringen of heb je juist steeds meer nodig om een bepaald gevoel te ervaren. 

Fase 1: de fase van het experimenteren. Deze fase vindt vaak al op jonge leeftijd plaats. De zorgvrager begint het middel te gebruiken. Soms is dit vanwege sociale druk of acceptatie binnen een groep. Het middel geeft dan vaak een prettig gevoel. Het gebruik is nog onder controle.
Fase 2: de fase van sociaal of geïntegreerd gebruik. De zorgvrager gebruikt het middel voor een positieve reden, bijvoorbeeld ter ontspanning. Het gebruik leidt niet tot problemen in het leven van de gebruiker.
Fase 3: de fase van overmatig en schadelijk gebruik. Het middel speelt een steeds grotere rol in het leven van de gebruiker. Het gebruik is niet meer alleen voor een positieve reden, maar ook om bijvoorbeeld problemen te vergeten. Het lukt de gebruiker vaak nog wel om de dagelijkse activiteiten te doen, maar dit wordt steeds lastiger. De gebruiker raakt langzaam de controle over het gebruik kwijt.
Fase 4: de fase van verslaving. In deze fase is er sprake van verslaving en (bijna) het hele leven wordt door gebruik van het middel beheerst.
Waarom is het zo moeilijk om van een verslaving af te komen?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dopamine in hersenen
Bij drugs of alcoholgebruik meer dopamine aangemaakt -> geeft een gevoel van tevredenheid en beloning. 
Herhaling van bepaald gedrag kan ook dopamine aanmaken.

 

Wanneer je vaker gebruikt worden je hersenen steeds minder gevoelig voor je natuurlijke beloningssysteem. Ontwikkelt afhankelijkheid.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vicieuze cirkel
Lichamelijk: schade in hersenen -> minder inzicht en controle verliezen

Farmacologie: afhankelijkheid van het middel -> steeds meer gebruiken en last van ontrekkingsverschijnselen.

Psyche: schuldig voelen en middel gebruiken om dit te vergeten. 

Sociaal: vaak alleen nog in aanraking met medegebruikers.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken verslavingsgedrag
• Ontkennen
• Liegen
• Bedriegen
• Manipuleren
• Marchanderen (afdwingen)
• Machteloos
• Mateloos
• Stuurloos

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkel van gedragsverandering
Voorbeschouwing: (nog) geen intentie tot verandering. Vaak niet bewust van het probleem.
Overpeinzing: bewust van probleem. Wel motivatie, nog geen actie.
Beslissing: plannen maken om iets aan gedrag te doen 
Actieve verandering: actie ondernemen
Consolidatie (volhouden): terugval voorkomen
Terugval: niet vol kunnen houden van verandering


Slide 24 - Tekstslide

https://www.alcoholhulp.be/zelfhulp/motivatie

Voorbeschouwing: wat is het gedrag van de verslaafde?
Overpeinzing: welke problemen kunnen een rol spelen om in deze fase te komen?

Wat zijn de gevolgen van een verslaving?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Alcoholverslaving
Wat gebeurt er in ons lichaam als er wij alcohol drinken?

Welke klachten kunnen er ontstaan?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitamine B12-tekort door alcoholverslaving
  • Eten aanzienlijk minder

  •  Vitamine B12 wordt minder goed opgenomen in de darmen

  • Wordt extra afgevoerd door de nieren.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitamine B12-tekort
  • Tintelingen in de vingers (paresthesie)
  • Geheugenverlies, 
  • Coördinatiestoornissen
  • Spierzwakte in de benen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verslavingszorg in Nederland
Preventie en voorlichting


Behandeling

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontwenningsverschijnselen zijn er?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwenningsverschijnselen
De volgende ontwenningsverschijnselen kunnen optreden tijdens een detoxificatie:
  • rillen en trillen
  • zweten
  • verstoorde stofwisseling
  • darmkrampen en diarree
  • slapeloosheid
  • hartkloppingen
  • spierpijn
  • hoofdpijn
  • vermoeidheid.

Het optreden van ontwenningsverschijnselen is afhankelijk van het soort middel waaraan iemand verslaafd is, hoe hij als persoon in elkaar zit en zijn omstandigheden. 


Slide 32 - Tekstslide

Stoppen met cocaïne zal heel andere problemen met zich meebrengen, omdat dit op zich al een zeer verslavend middel is. Cocaïne heeft een kort maar heftig effect na gebruik en blijft dus als zeer prettig in het geheugen hangen. Daarbij richt cocaïne veel schade aan in de hersenstructuur. De lichamelijke ontwenning is te doen, maar de geestelijke ontwenning daarna is zeer moeilijk.
Welke rol heb je als verpleegkundige/verzorgende bij een verslaving?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les:
Kun je benoemen wat de kenmerken van verslaving zijn;
Weet je wat verslavingszorg inhoudt.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek de volgende stellingen:


Verslaving is een keuze, had je maar niet zoveel moeten drinken/snuiven enz..

Mensen die verslaafd zijn hebben een zwak karakter.
Noteer jullie bevindingen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding van de les

Wat is je vandaag bijgebleven?

Wat vond je prettig aan de les van vandaag?

Heb je vandaag iets gemist?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies