Examentraining tekstopbouw

Leesvaardigheid 
Examentraining
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 
Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Lesdoelen
Herhaling belangrijkste begrippen/theorie leesvaardigheid tekstopbouw
Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen aangeven hoe een tekst is opgebouwd

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen meningen en feiten onderscheiden

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding

De schrijver probeert de aandacht van de lezer te krijgen.

Er zijn verschillende manieren om dat te doen.


Slide 4 - Tekstslide

Slot

In het slot rondt de schrijver de tekst af.

Ook dit kan op verschillende manieren.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstopbouw: Inleiding en slot
Functies  inleiding:
* onderwerp noemen
* de aanleiding noemen
*de centrale vraag stellen
* de mening van de schrijver geven
*een samenvatting
Functies slot:
* conclusie geven
* samenvatting geven
* advies geven
* waarschuwing geven
* toekomstverwachting

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt de inleiding gelezen. Wat doet de schrijfster om je aandacht te trekken? (twee antwoorden juist)
A
Ze stelt een vraag.
B
Ze geeft haar mening.
C
Ze geeft een korte samenvatting.
D
Ze vertelt waarom ze de tekst schreef.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Je hebt de tekst en het slot gelezen. Wat doet de schrijfster om de tekst af te sluiten?
A
Ze geeft een samenvatting.
B
Ze geeft een waarschuwing.
C
Een geeft een conclusie.
D
Ze geeft een advies.

Slide 10 - Quizvraag

Lees deze inleiding
(1) Ik kan het me niet voorstellen: zonder opgaaf van reden abrupt uit iemands leven verdwijnen. Maar als ik de berichten moet geloven, gebeurt het op grote schaal. Sterker nog: het gebeurt zo vaak dat er in de Verenigde Staten dus een speciale term voor is verzonnen: ghosting. Dit is het abrupt verbreken van contact met iemand – bijvoorbeeld een voormalige romantische partner – door telefoontjes, berichtjes, enzovoort niet langer te accepteren of te beantwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe wordt de tekst ingeleid
A
Mening van de schrijfster over het onderwerp
B
een conclusie over het onderwerp van de tekst te trekken
C
een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uit te werken
D
het centrale probleem van de tekst te benoemen

Slide 12 - Quizvraag

Lees dit slot
(14) Het is dan ook hoog tijd voor nieuwe (on)geschreven regels over hoe we met elkaar omgaan. Regel één lijkt me duidelijk: ‘Gij zult niet ghosten.’

Slide 13 - Tekstslide

Hoe wordt de tekst afgesloten?
A
aanbeveling
B
conclusie
C
samenvatting
D
toekomstverwachting

Slide 14 - Quizvraag

Tekstopbouw
  • Titel
  • Inleiding 
  • Kern/ middenstuk
  • Slot
  • Bron

Slide 15 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
  • Tussenkopjes
  • Alinea's
  • Kernzinnen
  • Tekstverbanden
  • Signaalwoorden
  • Afbeeldingen 

Slide 16 - Tekstslide

Feit
  • controleerbaar of bewezen
  • waar of onwaar

Vorige week maandag was de vakantie afgelopen. 

We hebben vandaag een toets geschiedenis. 

Slide 17 - Tekstslide

Welk van de volgende zinnen is géén feit?
A
Mijn vader is morgen jarig.
B
Spruitjes zijn smerig.
C
De voetbaltraining duurt anderhalf uur.
D
Een hond is een trouw dier.

Slide 18 - Quizvraag

Welk van de volgende zinnen is een feit?
A
Kinderarbeid zou verboden moeten worden!
B
Dat nieuwe nummer klinkt supergoed!
C
Wat een leuke jas heb je aan!
D
Roken is slecht voor je gezondheid!

Slide 19 - Quizvraag

Mening
  • Dat wat iemand ergens van vindt. 
  • Anders: standpunt - opinie - visie - overtuiging - stelling

Duitse grammatica is ontzettend moeilijk. 

De Efteling is het leukste pretpark van Nederland.

Slide 20 - Tekstslide

Welk van de volgende zinnen is géén mening?
A
Joost is dol op skiën.
B
Dierproeven zijn onnodig.
C
De nieuwe auto van mij opa is echt een bejaardenkarretje.
D
Sommige kleuren staan jou echt niet.

Slide 21 - Quizvraag

 Argument
  • Ondersteunt een standpunt. 
  • Te herkennen aan de signaalwoorden omdat, want, namelijk... 

Je zou ook eens naar die winkel moeten gaan, want ze verkopen daar erg goede spullen. 

Slide 22 - Tekstslide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Slide 23 - Quizvraag