Kader 2 / Massa, Volume en dichtheid.

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat massa en volume zijn en je kent de symbolen die erbij horen. 


Je kunt massa's en volumes omrekenen.


Je kunt het volume van een voorwerp bepalen met de onderdompelmethode.


Je kunt uitleggen wat dichtheid betekent.

Je kunt de formule voor dichtheid uit het hoofd noemen en hiermee rekenen.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat massa en volume zijn en je kent de symbolen die erbij horen. 


Je kunt massa's en volumes omrekenen.


Je kunt het volume van een voorwerp bepalen met de onderdompelmethode.


Je kunt uitleggen wat dichtheid betekent.

Je kunt de formule voor dichtheid uit het hoofd noemen en hiermee rekenen.

Slide 1 - Tekstslide

Massa (m)
Er is een verschil tussen massa en gewicht.
Op de maan is je massa hetzelfde, je gewicht niet. 

Massa is de hoeveelheid stof bij elkaar opgeteld, in                     

gram(g)

Slide 2 - Tekstslide

Volume (V)
Volume is een woord om aan te geven hoeveel ruimte iets inneemt. 

Dit schrijven we op in      

Het volume is dan:

Als je alles in cm invult.


cm3
lengtebreedtehoogte

Slide 3 - Tekstslide

Onderdompelmethode
Bedacht door Archimedes.

Wordt gebruikt om het volume van een lastig voorwerp te bepalen.


1L=1dm3

Slide 4 - Tekstslide

Vincent gebruikt de onderdompelmethode om te kijken wat het volume is van een bepaald voorwerp.
Het waterniveau in de maatbeker stijgt met 2L.
Wat is het Volume van het voorwerp?
A
1dm
B
2dm2
C
1dm3
D
2dm3

Slide 5 - Quizvraag

Je hebt 10 seconden! Wat is zwaarder? Een kilo veren of een kilo lood?
A
Veren!
B
Lood!
C
Die wegen evenveel!

Slide 6 - Quizvraag

Volume duiden we aan met de letter...

Slide 7 - Open vraag

massa duiden we aan met de letter...

Slide 8 - Open vraag

De afmetingen van een balk zijn:
lengte = 2 cm
breedte = 3 cm
hoogte = 1 cm
Wat is het volume van de balk?
A
6cm
B
5cm
C
5cm2
D
6cm3

Slide 9 - Quizvraag

Dichtheid
Stoffen hebben een verschillende dichtheid. Hoe lager de dichtheid, hoe makkelijker iets blijft "drijven". 

Links een glas met veel stoffen met een verschillende dichtheid.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

De dichtheid van de sleutel is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 15 - Quizvraag

De dichtheid van de zeep is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 16 - Quizvraag

De dichtheid van de vis is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 17 - Quizvraag

Karin kookt pasta. Ze doet een beetje olijfolie bij het water en ziet dit drijven bovenop het water.
Heeft de olie een hogere, of lagere dichtheid dan water?
A
Hoger
B
Lager

Slide 18 - Quizvraag


Waarom blijf jij drijven in water?

Slide 19 - Open vraag

Dichtheid berekenen
Om de dichtheid van een stof te berekenen, 
moeten we de 
massa delen door het volume.


ρ=vm
Dichtheid=VolumeMassa

Slide 20 - Tekstslide

Om de dichtheid te berekenen, moet ik de massa keer het volume doen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Dichtheid wordt aangegeven met de letter
Hoe spreek ik dit uit?
ρ
A
P
B
R
C
Rho
D
Pi

Slide 22 - Quizvraag

Moeilijke vraag! Water heeft een dichtheid van
1 g/
Je hebt 1 kubieke centimeter water. Wat is de massa?
cm3
A
1 gram
B
2 gram
C
0,5 gram
D
10 gram

Slide 23 - Quizvraag


p   =    Dichtheid   

m  =    massa

V    =   Volume
m3kg
kg
m3

Slide 24 - Tekstslide

Bereken de
dichtheid van het blokje.


p=Vm
p=(cm3g)

Slide 25 - Open vraag

Van welk materiaal is het blokje gemaakt?
(Binas tabel 9)
Tip:
cm3g=103m3kg

Slide 26 - Open vraag

Waarom stijgt een luchtballon als je de lucht verwarmd?

Slide 27 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je hebt geleerd vandaag.

Slide 28 - Tekstslide