In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
BS 6
Drijven of zinken
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat massa en volume zijn en je kent de symbolen die erbij horen.
Je kunt massa's en volumes omrekenen.
Je kunt uitleggen wat dichtheid betekent.
Je kunt de formule voor dichtheid uit het hoofd noemen en hiermee rekenen.
Slide 2 - Tekstslide
Volume (V)
Volume is een woord om aan te geven hoeveel ruimte iets inneemt.
Dit schrijven we op in
Het volume is dan:
Als je alles in cm invult
cm3
lengte⋅breedte⋅hoogte
Slide 3 - Tekstslide
De afmetingen van een balk zijn: lengte = 2 cm breedte = 3 cm hoogte = 1 cm Wat is het volume van de balk?
A
6cm
B
5cm
C
5cm2
D
6cm3
Slide 4 - Quizvraag
kan het dametje met de cm meten?
Slide 5 - Tekstslide
Onderdompelmethode
Bedacht door Archimedes.
Wordt gebruikt om het volume van een lastig voorwerp te bepalen.
Volume =Beginstand -eindstand
1 liter = 1 kubieke decimeter
1L=1dm3
Slide 6 - Tekstslide
Vincent gebruikt de onderdompelmethode om te kijken wat het volume is van een bepaald voorwerp. Het waterniveau in de maatbeker stijgt met 2L. Wat is het Volume van het voorwerp?
A
1dm
B
2dm2
C
1dm3
D
2dm3
Slide 7 - Quizvraag
Welk voorwerp gebruik je voor het meten van het volume van een vloeistof?
A
balans
B
centimeter
C
maatcilinder
Slide 8 - Quizvraag
1 Liter is hetzelfde als:
A
1 dm3.
B
0,001 mL
C
1 mL
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Je hebt 10 seconden! Wat is zwaarder? Een kilo veren of een kilo lood?
A
Veren!
B
Lood!
C
Ga weg met je stomme vraag!
Slide 12 - Quizvraag
De dichtheid van water is .....
A
1g/cm3
B
groter dan 1 g/cm3
C
kleiner dan 1 g/cm3
Slide 13 - Quizvraag
de dichtheid van water van de dode zee is ......
A
1 g/cm3
B
groter dan 1 g/cm3
C
kleiner dan 1 g/cm3
Slide 14 - Quizvraag
Dichtheid berekenen
Om de dichtheid van een stof te berekenen, moeten we de massa delen door het volume.
ρ=vm
Dichtheid=VolumeMassa
Slide 15 - Tekstslide
Dichtheid
Stoffen hebben een verschillende dichtheid. Hoe kleiner de dichtheid, hoe makkelijker iets blijft "drijven".
Links een glas met veel stoffen met een verschillende dichtheid.
Slide 16 - Tekstslide
De formule voor dichtheid is
A
massa : volume
B
volume : massa
C
voluma x massa
Slide 17 - Quizvraag
wat is de formule voor dichtheid?
Slide 18 - Open vraag
De massa is 12 gram het volume is 2 cm3. wat is de dichtheid?
A
12: 2 = 6 g/ cm3
B
12x 2 = 24 g/ cm3
C
12: 6= 2 g/ cm3
Slide 19 - Quizvraag
De massa = 10 g. Het volume = 5 cm3. Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Volume duiden we aan met de letter...
Slide 22 - Open vraag
Karin kookt pasta. Ze doet een beetje olijfolie bij het water en ziet dit drijven bovenop het water. Heeft de olie een hogere, of lagere dichtheid dan water?