13: Bijvoorbeeld:
- Links: ‘Zult u trouw aan mij zijn en mijn land goed onderhouden?’
- Midden: ‘Ja Karel de Grote, ik zal u trouw zijn.’
- Rechts: ‘Ik hoop dat ik nog wel mijn eigen gang kan gaan als graaf.’
14 a:
A. Koning/vorst/Leenheer B. Graven/leenman C. Ridders/achterleenman D. Horigen
14 b:
1. Land in leen geven 2. Land in leen geven 3. Beschermen 4. Helpen besturen en rechtspreken 5. Vechten 6. Voedsel leveren
15: De burchten zorgden voor bescherming. De graven gingen zich steeds meer gedragen als eigenaar van het stuk land. De koning kon door deze burchten vrij weinig doen tegen dit gedrag. De graven waren veilig in de burchten.