In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Grammatica woordsoorten
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Je kent:
het begrip lidwoord
het begrip zelfstandig naamwoord
het begrip (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Tekstslide
Welke lidwoorden ken je?
Slide 3 - Open vraag
Lidwoord (lw)
Drie lidwoorden
De, het, een
Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord, zoals de leerling of het kind
Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.
Slide 4 - Tekstslide
Lidwoorden
De (bepaald lidwoord) (blw)
Het (bepaald lidwoord) (blw)
Een (onbepaald lidwoord) (olw)
De vader en het kind zitten in een voetbalstadion.
Slide 5 - Tekstslide
Noem een zelfstandig naamwoorden met een bijbehorend lidwoord.
Slide 6 - Open vraag
Zelfstandige naamwoorden (zn)
Zelfstandige naamwoorden zijn:
mensen
dieren
planten
dingen
namen (van mensen, bedrijven, steden, landen)
gevoel
Slide 7 - Tekstslide
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden (1)
De meeste zelfstandige naamwoorden kun je aanraken, ze zijn 'tastbaar', zoals een tafel, een stoel, een telefoon, een fietsje en een schommel.
Er zijn ook niet-tastbare zelfstandig naamwoorden, zoals boosheid, vrolijkheid, angst, honger en liefde.
Voor zelfstandige naamwoorden kun je meestal een lidwoord zetten: de, het of een. Bijvoorbeeld: de tafel, de stoel, een telefoon, een fietsje, de schommel, de angst, de liefde.
Slide 8 - Tekstslide
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden (2)
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud, zoals boom en bomen.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen enkelvoud, zoals hersens. Andere zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud, zoals sneeuw en rijst.
Zelfstandige naamwoorden kun je vaak verkleinen; boom en boompje.
Slide 9 - Tekstslide
Over zelfstandig naamwoorden kun je iets vertellen.
Slide 10 - Tekstslide
Jullie zinnen in de boekopdracht
'Mijn leukste stukje..'
'Mijn favoriete personage is..'
'Het spannendste hoofdstuk in dit boek..'
'Het verdrietigste vond ik..'
'Deze scène vond ik mooi.
'Een boek met weinig bladzijden vind
ik fijner.'
Slide 11 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Emoties (kind)
WK in Qatar, aardverschuiving Italië (maatschappelijk betrokken)
Muzieksoorten: pop, rock, dance, jazz etc. (vrienden)
Vreemde taal (leerling)
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Zeg iets over het van het Jan van Egmond lyceum.
Slide 15 - Open vraag
Beschrijf deze trui.
Slide 16 - Woordweb
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.
De raceauto is snel.
De groene trui.
De grappige docent.
Slide 17 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden (1)
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind.
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin. De bal is rond.
De heren van het Nederlands voetbalelftal speelden fantastisch. Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden. Vind jij haar ook Facebookverslaafd?
Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.
Slide 18 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden (2)
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.
Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking:duur-duurder-duurst
Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.
Slide 19 - Tekstslide
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Sleepvraag
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
Slide 21 - Quizvraag
Die film is uniek.
A
film is een bijvoeglijk naamwoord
B
uniek is een bijvoeglijk naamwoord
Slide 22 - Quizvraag
Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.