6.3 Zeker van je inkomen en 6.4 werken voor de overheid

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 1 en 2 (10 min)
  • Behandelen Hoofdstuk 6 paragraaf 3 (10 min)
  • Behandelen Hoofdstuk 6 paragraaf 4 (10 min)
  • zelfstandig werken (15 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3. Zeker van je inkomen 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een collectieve voorziening?
A
Een marktplein
B
Een winkelcentrum
C
Een tuinwinkel
D
De Mc Donalds

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn collectieve voorzieningen?
A
zwembad, fietspad, onderwijs
B
onderwijs, auto's leger
C
fietspad, straatverlichting, flat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN collectieve voorziening?
A
Park
B
Basisschool
C
Sportschool
D
Snelweg

Slide 7 - Quizvraag

Collectieve voorzieningen
Voorzieningen die de overheid betaalt en waar iedereen gebruik van mag maken.
Collectieve voorzieningen ...
A
mogen door iedereen gebruikt worden
B
mogen alleen bedrijven gebruik van maken
C
worden betaald door de bedrijven
D
worden betaald door de overheid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen collectieve voorziening?
A
School
B
Leger
C
Ziekenhuis
D
Kledingwinkel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een collectieve voorziening?
A
een voorziening die met collectes wordt betaald
B
een voorziening die door de regering wordt betaald
C
een schaarse voorziening
D
een voorziening met bijzondere collecties

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe betaalt de overheid de aanleg en/of het onderhoud van een collectieve voorziening?
A
Via iDeal
B
Niet, dit is een taak van de rechter.
C
Met smeergeld
D
Belastinggeld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het rijk?
A
Verenigd Oost-Indische Compagnie
B
West Indische Compagnie
C
De Nederlandse overheid
D
Bestuurders van een provincie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet het Rijk NIET?
A
Aanleggen snelweg
B
Aanleggen spoorlijn
C
Aanleggen drempel in woonwijk
D
aanleggen nieuw vliegveld

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De gemeente regelt .....
A
zaken voor het hele land.
B
de indeling van het grondgebied.
C
de infrastructuur.
D
alles in je woonplaats.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn taken van de gemeente?
A
Bevolkingsregister bijhouden
B
Paspoort uitgifte
C
Bouwvergunning verlenen
D
Bepalen of een dorp mag uitbreiden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn taken van de provincie
A
uitgeven nieuw paspoort
B
jeugdzorg bieden aan gezinnen
C
aanleg nieuwe weg tussen 2 steden
D
uitvoeren van oudernzorg

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De provincie houdt zich bezig met...
A
De overheid
B
Regionale taken
C
Behoud van de semi-kapitalistische fondsenverwerving
D
Verkoop

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een taak van de provincie?
A
Planning van een woonwijk
B
Zuiveren van afvalwater
C
Leveren van goederen
D
Aansturen van ministers

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.3. Zeker van je inkomen (KGT)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat sociale zekerheid is.
  • uitleggen hoe sociale zekerheid in Nederland geregeld is.
  • uitleggen wat het sociaal minimum is.
  • uitleggen wat sociale premies en loonheffing is.
  • de  verschillende soorten sociale wetten (afbeelding 26).
  • uitleggen wat een WW-uitkering is en wanneer je hier recht op hebt.
  • uitleggen wat de participatiewet is en wanneer je recht hebt op bijstand.
Wat gaan we leren?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Het sociaal minimum is het
      inkomen dat je volgens de
      overheid ten minste nodig hebt
      om van te leven / waarvan je net
      kan rondkomen.
  • De bedragen worden 2x per jaar
      bepaald, namelijk 1 op januari en 1
      juli.
Sociaal minimum
Bron: Sociaal minimum vanaf 1 januari 2023 (UWV, 2023)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Sociale zekerheid is de
      zekerheid dat iedereen geld heeft
      om van te leven.
  • Dit staat in sociale wetten
     (wetboek).
  • Dit wordt betaald uit
      belastinggeld, waarover later
      meer!
Sociale zekerheid

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheidsstelsel

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Het ontslag mag niet aan de werkloze zelf
      te wijten zijn.
  • De werkloze moet beschikbaar zijn voor
      werk.
  • De werkloze moet minstens 26 werken
      hebben gewerkt in de 36 weken voor het
      ontslag.
  • Er moet sprake zijn van verlies van vijf of
      meer betaalde uren per week.
  • De werkloze werknemer is jonger dan 65
      jaar.

Voorwaarden WW-uitkering

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De WW-uitkering bedraagt:

  • 1e + 2e maand = 75% van het
      brutoloon (loon voor belasting)
  • Na 2e maand tot einde WW =  70%
      van het brutoloon (loon voor
      belasting)

 Na maximaal 24 maanden moet je naar de bijstand.




Hoeveel en hoe lang is de WW-uitkering?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De participatiewet is voor
      mensen die zelf niet aan
      voldoende geld kunnen komen.
  • De bijstand vult het inkomen aan
      tot het sociaal minimum.
  • Je ontvangt dit na 24 maanden
      WW-uitkering.
Participatiewet (Bijstand)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Het sociale zekerheidsstelsel dat
      je net zag wordt betaald door
      iedereen die een inkomen heeft
      (sociale premies en loonheffing).
  • Sociale premies is het geld dat
      de overheid vraagt voor de
      sociale zekerheid. Dit doet de
      werkgever door loonheffing in te
      houden voor de overheid.
Wie betaalt dat allemaal?
BRUTO
NETTO

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4 Werken voor de overheid

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat een ambtenaar is.
  • voorbeelden noemen van waar een ambtenaar kan werken.
  • uitleggen wat infrastructuur is.
  • uitleggen wat de collectieve en particuliere sector is.
  • uitleggen welke rol de overheid hierin heeft.
Wat gaan we leren?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Een ambtenaar is iemand
     die werkt in dienst van de
     overheid.
  • Er wordt ook wel gezegd
     dat zij in de 'collectieve
     sector werken'.
Ambtenaar

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Infrastructuur zijn de
      voorzieningen, waardoor
      bedrijven gemakkelijk kunnen
      produceren.
  • Voorbeelden zijn de wegen,
      waterleidingen, sporen,
      vaarwateren, vliegvelden, havens,
      internet en het
      elektriciteitsnetwerk. 
Infrastructuur

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De collectieve sector omvat alle
      instellingen die betaald worden
      van belastinggeld of sociale
      premies.
  • Er is geen winstoogmerk / het
     doel is niet om winst te maken.
  • Ambtenaren werken in de
     collectieve sector.


Collectieve sector

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve sector
Rijk(soverheid)
Provincie
Gelderland
Gemeente
Oost Gerle

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • De particuliere sector zijn alle bedrijven
     die kunnen bestaan zonder geld van de
     overheid. Ze zijn handen van burgers
     (restaurants, taxibedrijven etc.).
  • Er is een winstoogmerk.
  • Zij mogen zelf weten wat ze produceren.

  • Moeten bestaan van hun verkoopopbrengsten.

Particuliere sector

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VRAGEN?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten maken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Maken opdrachten paragraaf 3 en 4
  • alleen de toepassingsvragen (vanaf vraag 6) 

  • Lees de theorie 
  • Maak de opdrachten 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies