KT1b - 4.7. - Grammatica - voorzetsels + bn

Zitten volgens plattegrond
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Zitten volgens plattegrond

Slide 1 - Tekstslide

Zitten volgens plattegrond

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica - 4.7
KT1b - Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn (H. 4, § 7, p. 68)
- Ik herken voorzetsels (H. 4, § 7, p 70)


Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten
Je kent al:
zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw), werkwoord (ww)

Daar komt nu bij:
bijvoeglijk naamwoord (bn), voorzetsel (vz)

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Staat er vaak voor, maar kan er ook achter staan!



Het grote huis                   Het huis is groot
De lange straat                 De straat is lang
De snelle auto                   De auto is snel

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
De zieke man kreeg een pijnlijke spuit van de nachtzuster.

Benoem de bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
aardig
B
groot
C
lastig
D
aanleg

Slide 8 - Quizvraag

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
moediger
B
reiziger
C
sneller
D
zilveren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
moediger
B
reiziger
C
sneller
D
zilveren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord
A
keien
B
plastic
C
stenen
D
zilveren

Slide 11 - Quizvraag

Voorzetsels
Je kunt het woord plaatsen voor:
                                 de kast
                          of:  de vakantie


achter de kast, onder de kast, tussen de kasten
gedurende de vakantie, na de vakantie, tijdens de vakantie.

Slide 12 - Tekstslide


Noteer de voorzetsels: 
Over drie dagen gaat Roman zonder zijn ouders gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.

Slide 13 - Open vraag


Noteer de voorzetsels: 
Rachel koopt bij de bakker altijd een broodje met kaas en tomaat.

Slide 14 - Open vraag


Noteer de voorzetsels: 
Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.

Slide 15 - Open vraag


Noteer de voorzetsels: 
Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.

Slide 16 - Open vraag


Noteer de voorzetsels: 
Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.

Slide 17 - Open vraag


Noteer de voorzetsels: 
Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.

Slide 18 - Open vraag

Zelf aan de slag
Hoofdstuk 4, paragraaf 7 - bladzijde 67
Opdracht 1, 6, 10 en 11

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn (H. 4, § 7, p. 68)
- Je herkent voorzetsels (H. 4, § 7, p 70)


Donderdag 15 juni (MORGEN DUS!)
Inleveren Mindmap Leesboek
Je krijgt GEEN tijd meer in de les

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide