4.7 Grammatica les 2 1KGT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

• Werkboek en pen/potlood op tafel
  
• Laptop op de hoek van je tafel
• Je zit op je vaste plek

4.7 Grammatica 

• Hoofdstuk toets maandag 11 maart
    - lezen
    - woorden
    - grammatica
    - spelling

Hoofdstuk 4

• Afronden grammatica
• Werken aan fictie-dossier
• Oefen online Max Talent

4.7 Grammatica

Vandaag

• Welke lidwoorden ken je?
  
  
• de het een

4.7 Grammatica

Even herhalen

• Wat zijn ook al weer de zelfstandig naamwoorden?
  
  
• mensen  dieren  planten  dingen gebeurtenissen en namen

4.7 Grammatica

Even herhalen

• Hoe kan je checken of iets een zelfstandig naamwoord is?
  
  
• Door er een lidwoord (de het een) voor te zetten.
   (behalve bij namen.)

4.7 Grammatica

Even herhalen

• Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord?
  
  
• Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
    oude, groene, kapotte, snelle

4.7 Grammatica

Even herhalen

• Opdracht 1  (blz. 67) en opdracht 5 (blz. 69)

4.7 Grammatica

Huiswerk bespreken

• C. Brood, vlees en saus hebben nu een slechte reputatie 
  
  
•       zn        zn          zn      ww            lw     bn    zn

4.7 Grammatica

Bespreken opdracht 1 blz. 67

• d. Het Italiaanse Flower Burgers maakt daarom gezonde veganistische burgers.
  
  
•      lw        bn                    zn             ww                  bn                         bn       zn

4.7 Grammatica

Bespreken opdracht 1 blz. 67

• e. Natuurlijke extracten geven de burgers hun verschillende kleuren.
  
  
•           bn             zn          ww     lw  zn                           bn           zn

4.7 Grammatica

Bespreken opdracht 1 blz. 67

• f. Val jij voor dit vrolijke fastfood?
  
  
•      ww    vz             bn           zn    

4.7 Grammatica

Bespreken opdracht 1 blz. 67

• de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord (bn) en
   voorzetsel (vz) benoemen.
• Maar eerst even een stukje herhaling.

4.7 Grammatica

In deze paragraaf leer je:

4.7 Grammatica

Wat weet je nog van woordsoorten benoemen?

Elk woord in een zin kun je een 'naam' geven, je noemt dit woordsoorten benoemen. 

Je hebt al geleerd de woordsoorten : lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord.

4.7 Grammatica

Leertekst : bijvoeglijk naamwoord (blz. 68)

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft er extra informatie over.

snel           - de snelle auto             - de auto is snel

groen        - de groene broek         - de broek is groen

Ierse          - het Ierse meisje          - het meisje is Iers (Ierland) 

oud, lelijk  - die oude, lelijke hond - die hond is oud en lelijk

4.7 Grammatica

Leertekst : voorzetsel (blz. 70)

Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen: het hoort bij één of meer woorden.

Ik ga naar huis. Thuis zit ik op mijn kamer. Ik lees in mijn boek.

Hoe kan je een voorzetsel vinden?
Je kan het voor de kast/kooi of de vakantie zetten.

op de kast, onder de kooi, bij de kooi, van de kast

in de vakantie, na de vakantie, tijdens de vakantie

4.7 Grammatica

De woordsoorten die je al kent.

woordsoort	afk.	voorbeeld
lidwoord	lw	de, het, een
zelfstandig naamwoord	zn	kapper, tijdschrift, probleem, Scheveningen
werkwoord	ww	zingen, zijn, keek, gelopen, springen
bijvoeglijke naamwoord	bn	snelle, groene, Amsterdamse, mooie, oude
voorzetsel	vz	naar, op, in, naast, bij, van tijdens, na

• Maak opdracht 10, 11 en 14 blz. 71-72
• Klaar werk rustig aan je fictiedossier 
  of
  Oefen in Max Talent aan Woorden of Grammatica (test jezelf)

4.7 Grammatica

Zelfstandig werken

• Met woordsoorten

4.7 Grammatica

Vandaag geoefend

4.7 Grammatica - de woordsoorten

woordsoort	afk.	voorbeeld
lidwoord	lw	de, het, een
bijvoeglijk naamwoord	bn	knap, slim, stevig, dromerig, katoenen
zelfstandig naamwoord	zn	kapper, tijdschrift, probleem, Scheveningen
voorzetsel	vz	voor, met, aan, tijdens, ondanks, vanwege
persoonlijk voornaamwoord	psv	ik, je, u, hij, haar, het, ons, wij, jullie, hen
bezittelijk voornaamwoord	bzv	mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun
hoofdtelwoord	htw	één, drie, honderdtwintig, veel, weinig
rangtelwoord	rtw	eerste, tweede, middelste, laatste