Als er sprake is van een scheidbaar werkwoord, waarvan een deel wordt afgesplitst, dan hoort dit deel bij het werkwoordelijk gezegde.
Als je bepaalde handelingen alleen bij jezelf kunt verrichten, hoort het wederkerend voornaamwoord ook bij het werkwoordelijk gezegde.
Soms horen de woorden te of aan het bij het werkwoordelijk gezegde.