3H - Bijwoord H4 classe 3

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Slide 1 - Quizvraag

Wat als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker?
A
-ment erachter
B
eerst vrouwelijk maken, dan -ment erachter

Slide 2 - Quizvraag

heureux - calme - autre = ....
A
ongelukkig - rustig - ongeveer
B
tevreden - kalm - andere
C
gelukkig - rustig - andere
D
verliefd - kalm - onze

Slide 3 - Quizvraag

mauvais - vrai - mieux = ....
A
slecht - echt - beter
B
soms - verschrikkelijk - goed
C
slecht - waarschijnlijk - goed
D
slecht - echt - alleen

Slide 4 - Quizvraag

seule - vite - amoureux = ....
A
langzaam - snel - ongelukkig
B
soms - snel - gelukkig
C
alleen - snel - gelukkig
D
alleen - snel - verliefd

Slide 5 - Quizvraag

Maak van "vrai" een bijwoord.
A
vraiment
B
vrai
C
vraiement
D
vraisement

Slide 6 - Quizvraag

Maak van "amoureux" een bijwoord.
A
amoureusement
B
amoureuxement
C
amoureusment
D
amoureuxment

Slide 7 - Quizvraag

Maak van "normal" een bijwoord.
A
normaleusement
B
normallement
C
normalement

Slide 8 - Quizvraag

Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxment
C
douxement
D
doucement

Slide 9 - Quizvraag

Maak van "absolu" een bijwoord
A
absolument
B
absoluement
C
absolutement

Slide 10 - Quizvraag

Maak van 'lent' een bijwoord
A
lentement
B
lentment

Slide 11 - Quizvraag

Maak van 'heureux' een bijwoord
A
heureuxement
B
heureusement
C
heureuxment

Slide 12 - Quizvraag

Maak van 'meilleur' een bijwoord
A
mieux
B
meilleurement

Slide 13 - Quizvraag

Maak van 'bon' een bijwoord
A
bonnement
B
bien
C
beau

Slide 14 - Quizvraag

Ik praat snel. = Je parle ......... (snel)
A
rapide
B
rapidement

Slide 15 - Quizvraag

Ik ga direct naar huis. =
Je vais .............. à la maison.
A
direct
B
directement

Slide 16 - Quizvraag

Dat is een verschrikkelijke wedstrijd. =
C'est un match .............. .
A
terrible
B
terriblement

Slide 17 - Quizvraag

Max speelt agressief. =
Max joue .......
A
agressif
B
agressivement

Slide 18 - Quizvraag

Ken je het bijwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll