In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Katern Schaarste en Ruil
Spelregels:
- je speelt of met zijn tweeën of alleen
- er zijn 9 meerkeuze vragen
- de winnaar(s) mag/mogen een prijs kiezen
- pak alvast een pen, papier en rekenmachine
Slide 1 - Tekstslide
I. Opofferingskosten zijn de (netto) opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief.
II. Als je keuzes moet maken let je erop dat de opofferingskosten gelijk zijn aan de opbrengst van je keuze.
A
beiden juist
B
I: juist, II: onjuist
C
I: onjuist, II: juist
D
beiden onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Paula verdient aan de kassa 5 euro per uur. Ze wordt gevraagd voor een avondje uit. Dat avondje kost haar 25 euro. Ze mist 4 uur werken. Wat zijn haar opofferingskosten?
A
5 euro
B
-5 euro
C
45 euro
D
-45 euro
Slide 3 - Quizvraag
antwoord
opbrengst alternatief dat je niet kiest - opbrengst alternatief dat je wel kiest + kosten
20 - 0 + 25 = 45 euro
Slide 4 - Tekstslide
Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.
Slide 5 - Quizvraag
I. Inflatie is een daling van het algemeen prijspeil. II. Door een hoge inflatie stijgt de koopkracht.
A
beide juist
B
beide onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist
Slide 6 - Quizvraag
Nominale Index 1996: 96 Nominale Index 1998 : 106 Met hoeveel procent is het nominale inkomen gestegen in 1998 tov 1996?
A
90,60%
B
0,10%
C
10,42%
D
110,42%
Slide 7 - Quizvraag
RIC = 101 NIC = 98 Hoeveel is het PIC?
A
PIC = 97,03
B
PIC = 97,03%
C
PIC = 103,06
D
PIC = 103,06%
Slide 8 - Quizvraag
uitwerking
RIC = NIC/PIC x 100
101 = 98/PIC x 100
PIC = 98/101 x 100 = 97,03
Let op: geen procenten want het is een indexcijfer!
Controle berekening door het in te vullen:
101 = 98/97,03 x 100
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de optimale taakverdeling?
Jan
Jeroen
schoonmaken
5
8
koken
3
6
A
Jan maakt schoon, Jeroen kookt
B
Jan kookt, Jeroen maakt schoon
C
Jan kookt en maakt schoon
D
Jeroen kookt en maakt schoon
Slide 10 - Quizvraag
uitwerking
Jan
Jeroen
verschil
schoonmaken
5
8
(8-5)/5 x 100% = 60%
koken
3
6
(6-3)/3 x 100% = 100%
Jan heeft bij beide taken een absoluut voordeel. Jeroen is het minst langzaam met schoonmaken. Jeroen heeft dus een comparatief voordeel met schoonmaken. Jeroen gaat schoonmaken, Jan gaat koken.
Slide 11 - Tekstslide
Het minimale liquiditeitspercentage is 7%.
I: Er kan 6543 extra giraal krediet worden verleend
II: Er kan 458 extra chartaal krediet worden verleend
activa
passiva
liquide middelen
850
RC-tegoed
5600
debiteuren
1450
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist
Slide 12 - Quizvraag
uitwerking
Giraal krediet:
850/0,07 - 5600 = 6543 extra giraal krediet mogelijk
Chartaal krediet:
850 - (0,07 x 5600) = 458 extra chartaal krediet mogelijk