les 7 Communicatie met je leidinggevende

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Communicatie met je leidinggevende

leerdoelen

Aan het eind van de les weten de studenten

hoe je het beste kan communiceren met je leidinggevende en je collega's

wat gaan we doen?

theorie

sleepvraag

filmpje

vragen

filmpje

gesprek over het filmpje

opdrachten maken

vier manieren waarop je met je leidinggevende kunt communiceren

Tekst

schriftelijk

Telefonisch

mondeling

digitaal

communiceren met collega's

duidelijk afspraken maken

nakomen van gemaakte afspraken

rekening houden met de mening van anderen

je eigen mening durven geven

feedback/compliment kunnen geven

feedback/compliment kunnen ontvangen

Interculturele communicatie is

1. reflectie
2. communicatie tussen verschillende culturen
3. extra taal voor anderstaligen
4. de taalachterstand die sommige culturen hebben

Wat is de zender in communicatie?

1. Degene die de boodschap communiceert
2. Degene die de boodschap ontvangt

Verkeersborden zijn geen
vorm van communicatie

1. Juist
2. Onjuist

Wat is communicatie?

1. Het gebruiken van taal
2. Het interpreteren van een boodschap
3. Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
4. Het begrijpen van een boodschap

Wat is verbale communicatie?

1. gesproken taal
2. getype taal
3. gebarentaal
4. alle drie

Interne communicatie is

1. de vergadering op stage
2. de boodschap van mijn client
3. alles wat ik denk en voel
4. niet zichtbaar

non-verbale communicatie

1. Geen communicatie
2. Communicatie zonder woorden.

Wie is de ontvanger in communicatie?

1. Degene die de boodschap communiceert
2. Degene die de boodschap ontvangt

Wat voor communicatie is dit?

1. Verbale communicatie
2. Non-verbale communicatie
3. Goede communicatie
4. Ondersteunende communicatie

kijk het filmpje op de volgende pagina over een goede manier van communiceren met een cliënt

https:

waar let je op bij een goede communicatie?

Aan de slag

lezen:

14. Communiceren met je leidinggevende 

15. Gedragsregels voor communicatie 

maken:

27. Communicatie 

29. U of je 

30. communicatie thuis en op het werk 

 

Denk aan de eindopdracht!