Unit 2 lesson 4 reading Few, Little

Quantifiers
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quantifiers

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson:
  • Homework check
  • Quantifiers
  • Homework 

Slide 2 - Tekstslide

Homework check
Unit 2 Lesson 4 reading opdr. 1 t/m 5

Slide 3 - Tekstslide

A lot of / lots of / loads of
Als je praat over de veel, dan gebruik je:
  • a lot of
  • lots of
  • loads of
voorbeelden:
He has a lot of homework to do.
She has lots of friends abroad

Slide 4 - Tekstslide

much / many
Als je het tijdens formeel taalgebruik of wanneer je schrijft,
hebt over veel, gebruik je niet a lot of maar:
  • much
  • many
Voorbeelden
He hasn’t got much homework to do.
Does she have many friends abroad?

Slide 5 - Tekstslide

much / many
Als je vraagt naar hoeveelheden/veel of als je het gebruikt in
een ontkennende zin, gebruik je:
  • many / much
voorbeelden
Does he have much homework? He doesn’t have much to do.
Have you seen many James Bond movies? No, not that many.

Om te weten welke van de twee je kiest, kijk je naar
het zelfstandig naamwoord. (zie volgende drie dia’s)

Slide 6 - Tekstslide

much / many
ontelbaar en telbaar
ontelbare zelfstandig naamwoorden: much
telbare zelfstandig naamwoorden: many

voorbeelden:
many apples    many footballs      many rings
much snow       much coffee          much luggage

Slide 7 - Tekstslide

ontelbare zelfstandig naamwoorden
advice
food
knowledge
milk
power
sugar
air
furniture
literature
money
rain
tea
butter
gold
love
music
salt
toothpaste
coffee
grass
luck
news
snow
weather
education
homework
luggage
noise
space
wine
electricity
information
meat
pepper
speed
work

Slide 8 - Tekstslide

Few / a few
Verschil a few vs few
We gebruiken a few/few bij telbare zelfstandige naamwoorden.

Fortunately, I still have a few good grades on my report card.
a few = positief (betekenis = een paar, een beetje)
I'm very sad, because I have few good grades on my report card.
few = negatief (betekenis = weinig, bijna geen)n.

Slide 9 - Tekstslide

Little / a little
Verschil a little vs little?
We gebruiken a little/little bij niet-telbare zelfstandige naamwoorden.

Can I help you? I speak a little English.
a little = positief (betekenis = iets/een beetje, maar niet veel)
I can't help you. I speak little English.
little = negatief (betekenis = bijna geen, bijna niets)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

John has ___ friends. (veel)
A
much
B
few
C
many
D
little

Slide 12 - Quizvraag

___ girls like spiders. (weinig)
A
few
B
little
C
many
D
much

Slide 13 - Quizvraag

I would like ___ sugar in my coffee. (een beetje)
A
much
B
many
C
a few
D
a little

Slide 14 - Quizvraag

We don't have ___ information. (veel)
A
many
B
few
C
little
D
much

Slide 15 - Quizvraag

I have ___ questions. (een paar)
A
a few
B
a little
C
many
D
much

Slide 16 - Quizvraag

I don't have ___ time to talk. (veel)
A
many
B
much
C
few
D
little

Slide 17 - Quizvraag

My parents had ___ luck in the casino. (een beetje)
A
a few
B
little
C
much
D
many

Slide 18 - Quizvraag

I haven't bought ___ candy bars. (veel)
A
a few
B
a little
C
much
D
many

Slide 19 - Quizvraag

He makes ___ errors. (veel)
A
much
B
many
C
little
D
few

Slide 20 - Quizvraag

Homework
Unit 2 lesson 4 reading (pg. 67-69)

ex. 6, 7, 8, 9

Slide 21 - Tekstslide