oefentoets afp deel 1

oefentoets afp deel 1
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
AfpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

oefentoets afp deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ouderen kunnen sneller een bot breken dan jongeren.

Hoe komt dat?
A
De botten van ouderen bevatten meer botweefsel dan kraakbeenweefsel, waardoor de botten te hard worden en daardoor gemakkelijker breken
B
De botten van ouderen bevatten meer kalkzouten en minder lijmstoffen, waardoor de botten minder flexibel en buigzaam zijn en daardoor gemakkelijker breken
C
De botten van ouderen bevatten meer kraakbeenweefsel dan botweefsel, waardoor de botten te hard worden en daardoor gemakkelijker breken
D
De botten van ouderen bevatten meer lijmstoffen en minder kalkzouten, waardoor de botten minder flexibel en buigzaam zijn en daardoor gemakkelijker breken

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat voor gewricht zie je hier?
A
kogelgewricht
B
atlas draaier
C
scharniergewricht
D
zadelgewricht

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van gewrichtsvloeistof?
A
glad maken van gewrichtsoppervlak
B
voeding van het gewrichtsoppervlak
C
stabiliteit van het gewricht

Slide 4 - Quizvraag

 gewrichtsvocht levert zuurstof en voedingsstoffen aan het kraakbeen van het gewrichtsoppervlak. kraakbeen bevat geen bloedvaten. Het gewrichtskraakbeen is een gladde laag. Als het gewricht  beschadigd is en  ruw wordt, kan de synovia (gewrichtsvocht) het niet gladder maken. Een gewricht is stabiel als de gewrichtsdelen goed passen en door de gewrichtsbanden.
Welke functie heeft een tussenwervelschijf in de wervelkolom?
A
schokdemping
B
productie van het bloed
C
productie van ruggenmergvloeistof
D
wervels op elkaar houden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jouw zorgvrager krijgt een ruggenprik. In welk gebied van de rug wordt die prik toegepast?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendenwervels
D
Heiligbeen en staartbeen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als verzorgende geef je injecties. als op deze afbeelding.

Hoe heet deze toedieningswijze?

Slide 7 - Open vraag

injectie in de spier; intramusculair.
 injectie plaatsen zijn;
deltaspier (m. deltoïdeus)
grote bilspier (m. gluteus)
vierkoppige bovenbeenspier (m. quadriceps femoris)

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Spiervezels
C
Vlies

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk gewricht zie je hier?
A
Atlas en draaier
B
Kogelgewricht
C
Zadelgewricht
D
scharniergewricht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door spieren te trainen worden ze langer.
Is deze bewering juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cel kan niet delen?
A
bindweefselcel
B
zenuwcel
C
kliercel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen bevat één celkern?
A
21
B
46
C
4
D
23

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zorgt ervoor dat het lichaam bewegingen kan uitvoeren. Geeft ook stevigheid aan het lichaam.
A
Bindweefsel
B
dekweefsel
C
spierweefsel
D
zenuwweefsel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn weefsels?
A
Weefsels zijn groepen cellen die samenwerken.
B
Weefsels zijn alleen te vinden in planten.
C
Weefsels zijn organen in het menselijk lichaam.
D
Weefsels zijn individuele cellen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van weefsels in het menselijk lichaam?
A
Weefsels transporteren zuurstof.
B
Weefsels produceren energie.
C
Weefsels hebben geen functie in het menselijk lichaam.
D
Weefsels vervullen specifieke taken en zorgen voor structuur.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rol speelt bindweefsel in wondgenezing?
A
Aanmaak van nieuwe bloedcellen
B
Transport van voedingsstoffen
C
Vorming van littekenweefsel
D
Eliminatie van afvalstoffen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekent huidflora?
A
Micro-organismen die je langdurig op je huid bij je draagt
B
Bacteriën in de talg- en zweetklieren die een infectie kunnen veroorzake
C
Zwemmerseczeem
D
Bacteriën in de talgklieren die acne-puistjes veroorzaken

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spijsvertering eindigt bij de anus, waar BEGINT de spijsvertering?
A
In de maag
B
In de dikke darm
C
In de mond
D
In de slokdarm

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van spijsvertering?
A
Voedingsstoffen verteren ( kleiner maken) om eventueel opgenomen te worden
B
Voedingstoffen eten
C
Voedingstoffen uitpoepen zodat je schoner bent
D
Om je eten zo goed mogelijk eetbaar te maken zodat je meer energie krijgt.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde van de spijsvertering?
A
mond, slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag, dikke darm
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm
D
slokdarm, dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoelang duurt de spijsvertering ongeveer?
A
1 week
B
1 dag
C
1 uur

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het opnemen van voedingsstoffen in het lichaam noemen we ook wel?
A
vertering
B
uitscheiding
C
resorptie
D
afbreking

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym verteert de vetten?
A
Lipase
B
Pepsine
C
Amylase
D
Maltose

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

koolhydraten en vetten zijn bouwstoffen?
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Als ze worden verbrand komt er energie vrij. Cellen gebruiken die energie voor de taken die ze uitvoeren.
Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen van cellen. Als er meer koolhydraten, vetten en eiwitten worden gegeten dan het lichaam gebruikt, wordt de rest omgezet in vetweefsel.
Sommige koolhydraten (vezels) kunnen niet worden afgebroken en opgenomen in het spijsverteringskanaal, maar ze zijn wel belangrijk voor een goede darmwerking. bron; learnbeat.
Goed kauwen is belangrijk, omdat dit spijsverteringsproblemen voorkomt en slijm toevoegt aan de voedselmassa.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder slikken?
A
de slikreflex
B
de verplaatsing van voedsel van achter in de keel tot in de slokdarm
C
het proces van afhappen totdat het voedsel in de maag is

Slide 28 - Quizvraag

Slikken is niet alleen de beweging achter in je mond en keel. Ook het afhappen, in de mond naar achteren verplaatsen en het transport van het voedsel door de slokdarm zijn onderdeel van het slikproces.

uitleggen afhappen; waarom niet afvegen als je helpt met eten? praktijkvoorbeeld geven
Wat is de functie van de tong bij de spijsvertering?
A
Sappen aan voeding toevoegen
B
Ondersteunen bij het slikken van voeding
C
Ondersteunen bij het klein maken van voeding
D
Voeding de slokdarm ''induwen''

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflux treedt vooral op in liggende houding, braken in allerlei houdingen
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de aanwezigheid van bilirubine heeft de ontlasting een "stopverf" kleur.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Kleur
Ontlasting heeft een bruine kleur door de aanwezigheid van bilirubine.

Een rode kleur kan duiden op de aanwezigheid van (vers) onverteerd bloed, uit het laatste deel van de dikke darm of endeldarm. 

Ook bepaalde medicijnen en een maaltijd met rode bieten kunnen de ontlasting rood kleuren.

Een zwarte kleur kan duiden op de aanwezigheid van veel ‘oud’ (verteerd) bloed dat afkomstig is uit de slokdarm, maag of darmen. Deze zwarte ontlasting (melena) heeft een weeïge geur. Ook ijzerpreparaten, drop en zwarte kool (Norit) kunnen de ontlasting zwart kleuren. Dan is het echter geen melena.

Een grijzige, ontkleurde en vettige ontlasting wijst erop dat er geen bilirubine in zit door een afsluiting van de galbuis. De vetvertering is daardoor verstoord.

Groenige pus bij de ontlasting wijst op een darminfectie in het laatste deel van de dikke darm of endeldarm. bron; learnbeat
koolhydraten en vetten zijn bouwstoffen?
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Als ze worden verbrand komt er energie vrij. Cellen gebruiken die energie voor de taken die ze uitvoeren.
Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen van cellen. Als er meer koolhydraten, vetten en eiwitten worden gegeten dan het lichaam gebruikt, wordt de rest omgezet in vetweefsel.
Sommige koolhydraten (vezels) kunnen niet worden afgebroken en opgenomen in het spijsverteringskanaal, maar ze zijn wel belangrijk voor een goede darmwerking. bron; learnbeat.
Wat zijn drie functies van speeksel?
A
biofilm verwijderen
B
praten gemakkelijker maken
C
glad maken van voedsel
D
zuur vormen tegen bacteriën

Slide 33 - Quizvraag

Speeksel verwijdert een deel van de biofilm en haalt zo een deel van de bacteriën weg. Daarnaast wordt voedsel gladder door speeksel en gaat spreken gemakkelijker. Speeksel neutraliseert zuur (het tegengestelde van zuur vormen).bron learnbeat.

Welk enzym in je speeksel start met de vertering van suikers en zetmeel?
A
amylase
B
pepsine
C
lipase
D
gal

Slide 34 - Quizvraag

Functies van speeksel op een rij:
Speeksel maakt voedsel glad. Voedsel kan daardoor gemakkelijker door de mond en slokdarm heen.
Speeksel 'spoelt' de mond. Daardoor is praten en slikken gemakkelijker. Bovendien haalt speeksel een deel van de biofilm weg en neutraliseert zuur. Er ontstaat daardoor minder ontkalking en schade aan het gebit.
Het enzym amylase in speeksel begint met de vertering van zetmeel. bron; learnbeat.
Wat is de functie van de tong bij de spijsvertering?
A
Sappen aan voeding toevoegen
B
Ondersteunen bij het slikken van voeding
C
Ondersteunen bij het klein maken van voeding
D
Voeding de slokdarm ''induwen''

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste functie van de slokdarm?


A
vertering van voedingsstoffen
B
transport van brokjes voedsel
C
opname van voedingsstoffen

Slide 36 - Quizvraag

de verbinding tussen de keelholte en de maag is de slokdarm. De peristaltiek van de slokdarm zorgt voor transport van brokjes voedsel vanaf de keelholte tot in de maag. Er vindt in de slokdarm geen vertering of opname van voedingsstoffen plaats. bron learnbeat.
Maagsap bestaat uit..
A
Water, slijm, zoutzuur en pepsine
B
Water, slijm, zoutzuur en enterokinase
C
Water, gal, bloedeiwitten en ureum
D
Water, gal, zoutzuur en pepsine

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier draagt de maag Niet bij aan de vertering van voedsel?
A
In de maag wordt voedsel gekneed en vermengd met maagzuur.
B
Het zuur maakt eiwitten in de voeding geschikt voor afbraak door enzymen.
C
het zorgt voor de resorptie van de meeste voedingsstoffen
D
Pepsine in de maag begint met de splitsing van eiwit.

Slide 38 - Quizvraag

Verreweg de meeste resorptie van voedingsstoffen vindt plaats in de dunne darm.
De twaalfvingerige darm (duodenum) is een lang stukje (dunne) darm tussen de maag en de nuchtere darm (jejunum)
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

is een kort stukje
de nuchtere darm noemen we jejunum?
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

De dunne darm bestaat uit de nuchtere darm (jejunum) en de kronkeldarm (ileum). De dunne darm scheidt darmsap af met suikersplitsende enzymen zoals lactase en eiwitsplitsende enzymen voor de laatste stap in de vertering. De meeste voedingsstoffen worden opgenomen in het eerste deel (jejunum). bron; learnbeat
defecatie is een ander woord voor?
A
onverteerde resten
B
bilirubine
C
ontlasting
D
slijm

Slide 41 - Quizvraag

Defecatie
Normale ontlasting bevat water, onverteerde resten (vezels), resterende zouten, bacteriën, bilirubine en slijm. Wanneer ontlasting in het rectum komt, treedt de defecatiereflex op. bron; learnbeat
Welke stof wordt door de lever afgebroken?
A
hemoglobine
B
ijzer
C
vitamine c

Slide 42 - Quizvraag

Hemoglobine uit oude rode bloedcellen wordt door de lever afgebroken tot bilirubine. IJzer en vitamine B12 worden door de lever opgeslagen, maar vitamine C niet.
Wat zijn functies van de lever?
Kies er twee.
A
gifstoffen afbreken
B
glucose opslaan in de vorm van glycogeen
C
glucagon produceren

Slide 43 - Quizvraag

De lever breekt gifstoffen af, zoals alcohol en medicijnen.
De lever kan, net als spieren, glucose opslaan in de vorm van een lange keten glucosemoleculen (glycogeen).
Glucagon is een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd. Het verhoogt de bloedsuikerspiegel.
Je lever maakt gal aan. Waarbij helpt gal in je lichaam?
A
Opnemen van vocht
B
Opname van zoutkristallen
C
Afbreken van vetten
D
opname van suiker

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier maakt de hormonen insuline en glucagon aan.
Wat doen deze twee hormonen?

A
Ze zorgen voor de vertering van zetmeel in het voedsel.
B
Ze regelen de bloedsuikerspiegel in het lichaam.
C
Ze produceren gal.
D
Ze lossen eiwitten op, zodat het lichaam ze kan opnemen.

Slide 45 - Quizvraag

Insuline wordt afgegeven bij een hoge bloedsuikerconcentratie, bijvoorbeeld tijdens en na een maaltijd. Insuline verlaagt de bloedsuiker. Onder invloed van insuline nemen cellen namelijk meer glucose op. Glucagon werkt omgekeerd. Glucagon wordt afgegeven bij een lage bloedsuiker. Glucagon verhoogt de bloedsuiker door glucose vrij te maken uit de glycogeenvoorraad (keten van glucose) in de lever- en spiercellen. De vrijgekomen glucose gaat vervolgens naar het bloed.
Wat gebeurt er bij een te lage bloedsuikerspiegel?
A
de alvleesklier geeft insuline af aan het bloed
B
de lever geeft insuline af aan het bloed
C
de alvleesklier geeft glucagon af aan het bloed
D
de lever geeft glucagon af aan het bloed

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de meest voor de hand liggende oorzaak van diabetes?
A
te weinig bewegen en overgewicht
B
nierfunctiestoornis
C
weersomstandigheden

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is nefropathie?
A
aantasting van de elandjes van Langerhans
B
aantasting van de nieren
C
aantasting van de alvleesklier
D
aantasting van de lever

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies