ADHD

ADHD
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

ADHD

Slide 1 - Tekstslide

ADHD / ADD
Wat weet je al?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

ADHD en ADD
Attention Deficit Hyperactivity Disorder

 of

 Attention Deficit Disorder



Slide 4 - Tekstslide

AD(H)D
Heeft een biologische oorzaak
Problemen in de communicatie
 tussen de hersengebieden
Er zijn drie typen:
1. ADHD I: Is het oude type ADD aandachtstekort.
2. ADHD H: Hyperactiviteit en impulsiviteit. 
3. ADHD C: Type I en H gecombineerd,
 komt het meest voor. 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Prikkels
  • Prikkels zijn alles wat je met je zintuigen ervaart.

Slide 7 - Tekstslide

Te veel informatie in 1 keer binnen krijgen. 
Prikkel filter is kapot. 

Slide 8 - Tekstslide

Dopamine
Dopamine wordt ook wel het ‘gelukshormoon’ of ‘geluksstofje’ genoemd. Dopamine werkt als een beloning: 
iets lekkers gegeten--> geluksgevoel
lekker gesport--> geluksgevoel


Slide 9 - Tekstslide

Methylfenidaat
  • Ritalin is de merknaam van een medicijn dat wordt voorgeschreven bij ADHD
  • Werkzame stof in Ritalin is methylfenidaat
  • Ritalin heeft een stimulerende werking op het centrale zenuwstelsel en vehoogt het vermogen tot concentratie. Dit creëert rust voor een persoon met ADHD
  • Ritalin geneest niet maar verlicht wel de symptomen

Slide 10 - Tekstslide

ADD
ADHD

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Ontprikkelen
Naar buiten
Prikkelarme ruimte

Slide 13 - Tekstslide

oorzaak van ADHD& kan het overgaan
Familie > 1 ouder 30% kans. 2 ouders 50% kans.

Zuurstoftekort 
Alcohol drinken tijden de zwangerschap.

Overgaan.
30 tot 40% bij de kinderen kan het weg gaan> door groeien van  de hersens.

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel mensen hebben Adhd

  • 3 tot 5 % kinderen.
  • 1 tot 3 % volwassen.
  • 3 op de 4 hiervan zijn     jongens
Minder meiden met ADHD?

Meiden zijn minder explosief
Aangeleerd gedrag
Latere diagnose

Slide 15 - Tekstslide

     Positieve eigenschappen

  • Veel aanleg voor creativiteit
  • Een originele manier van denken
  • Neiging tot ongebruikelijke kijk op het leven.
  • Veel humor.
  • Goed doorzettingsvermogen en vasthoudendheid zo  niet koppig.
  • Hartelijk en gul gedrag 
       Negatieve eigenschappen.

  • Moeite met orde scheppen.
  • Moeite met op tijd komen.
  • Moeite met tijd indelen.
  • Opzoek gaan naar sterke prikkels.
  • Slecht in staat zijn om eigen talenten te waarderen of zwakheden te herkennen.
  • Zijn vaak verslavend gevoelig

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kinderen met ADHD hebben een lagere intelligentie dan andere kinderen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is ADHD eigenlijk?
A
Hele drukke kinderen
B
Gedragsstoornis met hyperactiviteit
C
Aandacht tekort stoornis

Slide 20 - Quizvraag

Is het goed om op jonge leeftijd de diagnose ADHD te stellen? Geef je mening.

Slide 21 - Open vraag

Je kan over ADHD heen groeien.
A
Waar
B
Niet waar
C
Gedeeltelijk waar

Slide 22 - Quizvraag

Gedrag ontstaat door prikkels. Wat is een prikkel?
A
Iets wat je ruikt, proeft, ziet of hoort
B
alles wat een mens doet
C
een handeling
D
een verandering van gedrag

Slide 23 - Quizvraag

Dopamine is een....
A
Lachhormoon
B
Hersencel
C
Vitamine
D
Neurotransmitter

Slide 24 - Quizvraag

Kinderen van ouders die ADHD hebben is de kans op ADHD
A
25%
B
76%
C
50%
D
0%

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van ADHD?
A
Niet snel verveeld, doet dingen zonder eerst na te denken
B
makkelijk verveeld, rusteloos en nerveus, anderen onderbreken
C
Kan goed stil zitten, kan op zijn beurt wachten

Slide 26 - Quizvraag

Wie heeft er ADHD?
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

Wie heeft er geen ADHD?
A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

ADHD is....
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 29 - Quizvraag

Bij ADD / ADHD is er soms sprake van ''hyperfocus''.. wat wordt hiermee bedoeld?
A
Belemmering in het kunnen focussen voor lange tijd
B
Hoog kunnen presteren met weinig concentratie
C
Belemmering in de focus en hierdoor 'hyper' gedrag vertonen
D
Bij interesse, zich verliezen in hetgeen en er helemaal in op gaan

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide