Proef examen 3 1 t/m 7

Proefexamen 3
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Proefexamen 3

Slide 1 - Tekstslide

Examen oefenen
7 opdrachten.
10 min per opdracht daarna opdracht bespreken
45 min werken aan het examen daarna bespreken

Slide 2 - Poll

1A Commerciële kostprijs
A
€6,92
B
€7,72
C
€6,84
D
€7,64

Slide 3 - Quizvraag

C/N+V/W 
€24.500 / 8400 + €30.000 / 7500 = €6,92
Extra verkoopkosten van €0,80

Commerciële kostprijs = €6,92 + €0,80 = €7,72

Slide 4 - Tekstslide

1b Consumentenprijs
A
€9,26
B
€11,20
C
€10,09
D
€9,99

Slide 5 - Quizvraag

Kan ik het product voor 9,99 aanbieden?
NEE, de consumentenprijs is €10,09, dit is dus hoger dan €9,99 en kunnen het niet voor dit bedrag aanbieden

Slide 6 - Tekstslide

2a BEO
A
€694,44
B
€781,25
C
€1.111.111,11
D
€1.250

Slide 7 - Quizvraag

BEO
Constante kosten / (brutowinstpercentage - variabele kosten percentage) 

Brutowinst percentage: €960.000 / €1.600.000 * 100= 60%
Variable kostenpercentage: €240.000 / €1.600.000 * 100 = 15%

€500.000 / ( 60 - 15)*100 = €1.111.111,11

Slide 8 - Tekstslide

2b Veiligheidsmarge
A
€488.888,89
B
€500.000
C
€30,56%
D
44%

Slide 9 - Quizvraag

Veiligheidsmarge
(Werkelijke omzet - BEO) / werkelijke omzet * 100%

(€1.600.000 - €1.111.111,11) / €1.600.000 * 100 = 30,56%

Slide 10 - Tekstslide

2C welke kosten stijgen door het aannemen van personeel?
A
Constante kosten
B
Variabele koste

Slide 11 - Quizvraag

2C nieuwe BEO
A
€1.111.111,11
B
€1.167.883,21
C
€1.188.888,89
D
Anders

Slide 12 - Quizvraag

Nieuwe BEO
Constante kosten / (brutowinstpercentage - variabele kosten percentage) 

Wat veranderd er?
Constante kosten met €35.000
Dus nieuwe BEO!
(€500.000 + €35.000) / (0,6 - 0,15)= €1.188.888,89

Slide 13 - Tekstslide

2D nieuwe veiligheidsmarge
A
25,69%
B
27,01%
C
26,56%
D
28,41%

Slide 14 - Quizvraag

Nieuwe veiligheidsmarge

(Werkelijke omzet - BEO) / werkelijke omzet * 100%

(€1.600.000 - €1.188.888,89) / €1.600.000 * 100 = 25,69%

Slide 15 - Tekstslide

2E Veilig genoeg volgens de branche?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Veilig genoeg volgens branche
Ja, we zitten nog 5% boven de veiligheidsmarge in de branche

Slide 17 - Tekstslide

3 Consumentenomzet van de kosten
A
€82.165,59
B
€44.986,59
C
€95.209,71
D
€27.540,00

Slide 18 - Quizvraag

Consumentenomzet
Totale kosten / brutowinstmarge * 121
Personeelskosten: €25.000
Rentekosten: (€15.000 + €3.000) / 2 *0,06 = €540
Afschrijving: (€15.000 - €3.000) / 6 jaar € 2.000 
Totale kosten: €25.000 + €540 + € 2.000 = €27.540

  • €27.540 / 35 * 121 = €95.209,71



Slide 19 - Tekstslide

4. Omrekenfactor
A
68,18%
B
69,75%
C
71,32%
D
73,68%

Slide 20 - Quizvraag

Omrekenfactor
Consumentenprijs €68,40 
Btw €11,87
Verkoopprijs €56,53
Brutowinst €38,53
Inkoopprijs €18


(€38,53/€56,53) x 100% = 68,16%

Slide 21 - Tekstslide

5a totale indirecte kosten
A
€320.000
B
€360.000
C
€680.000
D
€720.000

Slide 22 - Quizvraag

Totale indirecte kosten
Huur:
(800m2 x 0,4) x €750 = €240.000 
Loon: 3 x €20.000 = € 60.000 
Overig: = € 60.000
Totaal = €240.000 + €60.000 + €60.000 = €360.000

Slide 23 - Tekstslide

5b Opslagpercentage
A
80%
B
90%
C
110%
D
180%

Slide 24 - Quizvraag

Opslagpercentage
(Indirect / direct) x 100%
(€360.000 / €400.000) x 100% = 90%

Slide 25 - Tekstslide

5c Consumentenprijs
A
€14,16
B
€12,75
C
€14,94
D
€13,46

Slide 26 - Quizvraag

Consumentenprijs
Directe kosten per product €5,-
Indirecte kosten (90%) €4,50 +
Kostprijs €9,50
Winstopslag 30% €2,85 +
Verkoopprijs €12,35
Btw € 2,59 +
Consumentenprijs €14,94

Slide 27 - Tekstslide

Welke opslagmethode?
A
Primitieve opslagmethode
B
Verfijnde opslagmethode
C
Slechts één opslagpercentage
D
Meerdere opslagpercentages

Slide 28 - Quizvraag

Opslagmethode
Primitieve opslagmethode, Er is slechte één opslagpercentage!

Slide 29 - Tekstslide

Leniningen
6. Totale rentekosten
A
€9.160,00
B
€9.360,00
C
€10.860,00
D
€7.960,00

Slide 30 - Quizvraag

Hypothecaire lening: 
Jan t/m apr:
Stap 1 – schuld bedraagt €150.000
Stap 2 – rente per jaar: (€150.000 / 100) x 4% = €6.000 per jaar
Stap 3 – periode : (€6.000/12 maanden) x 4 = €2.000

Mei t/m december:
Stap 1 – schuld bedraagt €142.500
Stap 2 – rente per jaar (€142.500 / 100) x 4% = €5.700 per jaar
Stap 3 – periode: (€5.700/12 maanden) x 8 = €3.800
Totaal hypothecaire lening: €2.000 + €3.800 = € 5.800





Slide 31 - Tekstslide

Totale rente kosten
 Hypothecaire lening: €2.000 + €3.800 = € 5.800
Lening bank:
(€36.000/100) x 6 = €2.160 
Rekening-courant: €1.200

Totale rente kosten: €5.800 + €2.160 + €1.200 = €9.160

Slide 32 - Tekstslide

7. omzetduur

A
77 dagen
B
78 dagen
C
111 dagen
D
112 dagen

Slide 33 - Quizvraag

Omzetsnelheid
(IWO / Gem. voorraad)= omzetsnelheid

IWO: €338.800/1,21 = €280.000 omzet
€280.000 x 0,6 = €168.000

Gemiddelde voorraad:
(€44.000 /2 + €40.000 + €20.000) * 0,5) /2 = €36.000



Slide 34 - Tekstslide

Omzetduur
360 / omzetsnelheid = omzetduur
(360 / 4.67) = 77,1 
Dus 78 dagen! Afronden naar boven



Slide 35 - Tekstslide

Begrippen moet je..
Kunnen uitleggen
Mee moeten kunnen rekenen
komen terug in MC-vragen

Slide 36 - Tekstslide

Bij een omzet van €5.000, bedragen de variabele kosten €200
Bij een omzet van €7.500, bedragen de variabele kosten €250
Bij een omzet van €10.000, bedragen de variabele kosten €280
Is hier sprake van progressief, degressief of proportioneel?
A
Progressief
B
Degressief
C
Proportioneel

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Financieel 2!
Ma 8:45 / 9:30
Extra gedetailleerde uitleg, iedereen
Vervallen
Extra gedetailleerde uitleg op aanvraag

Slide 39 - Poll

Hebben jullie nog tips of tops voor deze les?

Slide 40 - Open vraag