In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
4.3
Kracht massa en versnelling
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Traagheid
Hoe meer massa een object heeft, des te groter de traagheid.
Traagheid geeft aan hoe makkelijk je iets kan versnellen of afremmen. Hoe meer traagheid, hoe meer het object zich verzet tegen snelheidsveranderingen.
Slide 10 - Tekstslide
De tweede wet van Newton
F = m*a
F is de resulterende kracht in Newton (N)
m is de massa van het voorwerp in kilogram (kg)
a is de versnelling van het voorwerp in m/s
2
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Fres = resultante kracht (N)
m = massa (kg)
a = versnelling (m/s2)
Fres=m⋅a
Slide 13 - Tekstslide
De remkracht berekenen
Met de formule F = m ∙ a kun je de resultante op een remmend voertuig berekenen. De letter a staat in dit geval voor de remvertraging (de snelheidsafname per seconde). De letter F staat voor de resultante. In dit geval is de resultante de totale remkracht die op het voertuig wordt uitgeoefend.
Slide 14 - Tekstslide
Een auto heeft een massa van 1300 kg. De remmen moeten voldoende remkracht kunnen leveren voor een remvertraging van minstens 5,2 m/s2 (figuur 4).
Bereken hoe groot de remkracht minstens moet zijn.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Maak opdrachten 1 t/m 7 blz 35,36,37
timer
20:00
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de tweede wet van Newton?
A
Fres = m * a
B
a = Δv / Δt
C
Fres = 0
D
F * t = m * v
Slide 18 - Quizvraag
Waar of niet waar? De tweede wet van Newton zegt dat de nettokracht en versnelling een omgekeerd evenredig verband vormen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
De tweede wet van Newton houdt in:
A
Fres is 0 N als een voorwerp stil staat of met constante snelheid voortbeweegt.
B
Fres is de som van alle krachten die op een voorwerp werken.
C
Fres is gelijk aan de massa maal versnelling van het voorwerp waarop de krachten werken.
D
Op een stilstaand voorwerp werken meerdere krachten die tegengesteld gericht zijn aan elkaar.
Slide 20 - Quizvraag
Lars en Joey herhalen de meting bij een hogere snelheid en dezelfde remkracht Welke grafiek is juist?
A
B
C
D
Slide 21 - Quizvraag
Met welke formule bereken je de remkracht?
A
F = m * a
B
F = m * g
C
s = v * t
D
v = a * t
Slide 22 - Quizvraag
Een auto van 1000kg remt af met een vertraging van 2m/s2. Hoe groot is de remkracht?