In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Engels
Slide 1 - Tekstslide
Grammatica Unit 3
We gaan oefenen met : Meervouden die in het Engels eindigen op -S; Onregelmatige meervouden; Present Continuous = aan de gang zijn; vragen stellen met werkwoorden ZIJN en hebben; getallen boven de 30
Slide 2 - Tekstslide
Welke is de juiste? Meervoud van klasgenoot
A
classmates
B
classmatten
Slide 3 - Quizvraag
Welke is de juiste? meervoud van jas
A
jacketten
B
jackets
Slide 4 - Quizvraag
Welke is de juiste? Meervoud van hoofd
A
heads
B
head
Slide 5 - Quizvraag
Welke is de juiste? meervoud van grapje
A
jockes
B
jokes
Slide 6 - Quizvraag
Welke is de juiste? Meervoud van laars
A
boots
B
shoes
Slide 7 - Quizvraag
Welke is de juiste? meervoud van half
A
halves
B
halfes
Slide 8 - Quizvraag
Welke is de juiste? Meervoud van feest
A
parties
B
partys
Slide 9 - Quizvraag
Welke is de juiste? meervoud van dame
A
ladys
B
ladies
Slide 10 - Quizvraag
Welke is de juiste? Meervoud van trui
A
jumper
B
jumpers
Slide 11 - Quizvraag
Welke is de juiste? Meervoud van stad
A
citys
B
cities
Slide 12 - Quizvraag
present continuous
Slide 13 - Tekstslide
Je gebruikt.....+.......+ .....als iets nu aan de gang is.
A
am/are/is + werkwoord + ing
B
weet niet
Slide 14 - Quizvraag
Wat moet er op de stippellijn komen?
Slide 15 - Tekstslide
I .......wearing a sweater
A
is
B
are
C
am
Slide 16 - Quizvraag
He .......wearing a sweater
A
is
B
are
C
am
Slide 17 - Quizvraag
she .......wearing a sweater
A
is
B
are
C
am
Slide 18 - Quizvraag
we .......wearing a sweater
A
is
B
are
C
am
Slide 19 - Quizvraag
you .......wearing a sweater
A
is
B
are
C
am
Slide 20 - Quizvraag
I am a ......... on a hat
A
trying
B
try
Slide 21 - Quizvraag
He is...... a sweater
A
choosing
B
buy
C
sell
Slide 22 - Quizvraag
we are........ in a sweater
A
skating
B
buy
C
chosse
Slide 23 - Quizvraag
30
36
101
42
55
fifty-five
thirty
thirty-six
one hundred and one
forty-two
Slide 24 - Sleepvraag
Vragen stellen met
zijn
Slide 25 - Tekstslide
Ben ik blij?
Slide 26 - Open vraag
Ben jij blij?
Slide 27 - Open vraag
Is hij blij?
Slide 28 - Open vraag
Zijn zij blij?
Slide 29 - Open vraag
Vragen stellen met
Hebben
Slide 30 - Tekstslide
Hebben zij alles?
A
they have got it
B
Have they got everything?
Slide 31 - Quizvraag
Heb jij alles?
A
Have you got everything
B
Have you everything?
Slide 32 - Quizvraag
nu alles door elkaar!
Slide 33 - Tekstslide
wat moet er op de stippellijn komen? I ......... writing a letter.
Slide 34 - Open vraag
wat moet er op de stippellijn komen? My dog .... playing in the garden.
Slide 35 - Open vraag
wat moet er op de stippellijn komen? My friend and I ......... laughing all the time.
Slide 36 - Open vraag
(join) I ......... your basketball team.
A
is joing
B
are joning
C
am joining
D
were
Slide 37 - Quizvraag
wear – The girls ............. new dresses.
A
are wearing
B
is wearing
C
am wearing
D
were
Slide 38 - Quizvraag
answer She ................. all of our questions.