In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom in de les
Vandaag:
lesdoelen §6.1
instructie §6.1
Maken opdrachten
Afsluiten les
H6 - Licht
Slide 1 - Tekstslide
Je leert ...
uitleggen wat primair en secundair licht is;
drie eigenschappen van licht noemen;
uitleggen welke drie dingen een oppervlak kan doen met licht dat erop valt;
het verschil tussen diffuus en spiegelend weerkaatsen aangeven;
uitleggen en herkennen wat spitslichtjes zijn;
spiegelbeelden construeren bij vlakke spiegels en daarmee lichtstralen construeren;
werken met de spiegelwet bij spiegelende oppervlakte;
uitleggen wat de vergrotingsfactor is.
Slide 2 - Tekstslide
§ 6.1 Licht en beeld
Waar bevindt zich de
lichtbron die de stoel
verlicht?
Verklaar waarom bepaalde dingen
in de foto lichter zijn, en
bepaalde dingen donkerder.
Slide 3 - Tekstslide
Primair licht
Om te kunnen zien heb je licht nodig.
Je kunt een voorwerp alleen zien
als er licht van dat voorwerp in
je ogen komt.
Primair licht is afkomstig van een lichtbron
Slide 4 - Tekstslide
Secundair licht
Secundair licht is afkomstig van een voorwerp dat licht reflecteert.
Slide 5 - Tekstslide
primaire lichtbron
secundaire lichtbron
Plaats de voorwerpen in het juiste hokje
Slide 6 - Sleepvraag
Eigenschappen licht
licht beweegt in een rechte lijn van de bron af met 300 000 km/s;
kleur: je hersenen kennen aan verschillende soorten licht verschillende kleuren toe;
de stralengang isomkeerbaar: lichtstraal van A naar B , ook een lichtstraal mogelijk die precies de omgekeerde weg volgt
Slide 7 - Tekstslide
Zicht
Voor het waarnemen van licht heb je een lichtbron (lamp) en een ontvanger (oog)nodig.
Licht heeft geen tussenstof nodig.
Slide 8 - Tekstslide
Wat doet licht?
Licht valt op oppervlak:
1.absorbeerthet licht lichtenergie -> warmte energie
2.laat licht door
3.weerkaats (reflecteren)
- diffuus; alle kanten op
- spiegelend; één kant op
Slide 9 - Tekstslide
Spitslichtjes
Absorbeerteen deel van het licht. De huid absorbeert sommige kleuren wel en andere niet, waardoor ze kleur krijgt.
Een deel van het lichtweerkaatstze spiegelend, daarom zie je erspitslichtjes op. Spitslichtjes zijn glinsteringen. Het zijn weerspiegelingen van de lichtbron.
Zeweerkaatst een deel van het licht diffuus, daarom kun je de huid vanaf alle kanten zien.
Slide 10 - Tekstslide
absorberen
Licht dat op een oppervlak valt kan drie dingen doen.
Het oppervlak absorbeert het licht.
Licht dat op een zwart oppervlak valt.
Slide 11 - Tekstslide
Doorlaten
Licht dat op een oppervlak valt kan drie dingen doen.
Het oppervlak laat licht door.
Dit gebeurt bijvoorbeeld bij glas.
Slide 12 - Tekstslide
diffuse weerkaatsing
Licht dat op een oppervlak valt kan drie dingen doen.
Het licht weerkaatst alle kanten op: diffuus.
Diffuse weerkaatsing op ruwe
oppervlakken (papier/textiel)
Slide 13 - Tekstslide
spiegelende weerkaatsing
Licht dat op een oppervlak valt kan drie dingen doen.
Het licht weerkaatst één kant op: spiegelend.
Spiegelende weerkaatsing op
gladde oppervlakken
(spiegel/glad wateroppervlak)
Slide 14 - Tekstslide
Wat voor weerkaatsing zie je hier?
A
glanzende weerkaatsing
B
diffuse weerkaatsing
C
spiegelende weerkaatsing
D
indirecte weerkaatsing
Slide 15 - Quizvraag
Hoe werkt lichtwaarneming
A
vlam --> tussenstof -- > oog
B
oog --> tussenstof --> vlam
C
vlam --> oog
D
oog --> vlam
Slide 16 - Quizvraag
Beeldvorming bij een spiegel.
1. Je kunt construeren met de spiegelwet.
2. Je kunt construeren met
spiegelbeelden.
Slide 17 - Tekstslide
De spiegelwet.
hoek van inval
is gelijk aan
hoek van terugkaatsing
∠i=∠t
Slide 18 - Tekstslide
Teruggekaatste stralen tekenen
Slide 19 - Tekstslide
construeren met spiegelbeeld
.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe groot is de hoek van inval
A
30 graden
B
60 graden
C
90 graden
D
120 graden
Slide 21 - Quizvraag
Vergroten en verkleinen
De vergrotingsfactor geeft aan
hoeveel keer zo groot een beeld is
ten opzichte van een voorwerp.
In een bolle spiegel is het beeld
kleiner dan het voorwerp.
De vergrotingsfactor is kleiner dan 1.
Slide 22 - Tekstslide
Vergroten en verkleinen
De vergrotingsfactor geeft aan
hoeveel keer zo groot een beeld is
ten opzichte van een voorwerp.
In een holle spiegel is het beeld
groter dan het voorwerp.
De vergrotingsfactor is groter dan 1.
Slide 23 - Tekstslide
Is het verkleinde beeld dichterbij, even ver of verder weg van de spiegel dan het voorwerp.
A
dichterbij
B
even ver
C
verder weg
Slide 24 - Quizvraag
§ 6.1 Licht en beeld
Waar bevindt zich de
lichtbron die de stoel
verlicht?
Verklaar waarom bepaalde dingen
in de foto lichter zijn, en
bepaalde dingen donkerder.
Slide 25 - Tekstslide
Aan de slag!
Lezen §6.1 uit je boek
Maak de opgaven;
- zie huiswerkplanner Classroom
kies eventueel uit:
- route blauw
- route paars
Zs
timer
5:00
Slide 26 - Tekstslide
Aan de slag!
Lezen §6.1 uit je boek
Maak de opgaven;
- zie huiswerkplanner Classroom
kies eventueel uit:
- route blauw
- route paars
Zf
Slide 27 - Tekstslide
Wat weet je al???
Slide 28 - Tekstslide
Wat doet het glas met licht?
A
absorberen
B
doorlaten
C
weerkaatsen
D
doorlaten en weerkaatsen
Slide 29 - Quizvraag
Bij welke van de volgende voorbeelden vindt spiegelende weerkaatsing plaats: 1. een glad wateroppervlak 2. een wit geverfde wand 3. een gepoetste glimmende auto 4. een beslagen spiegel
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 3
D
2 en 4
Slide 30 - Quizvraag
Hoe noem je de glinsteringen op de foto.
Slide 31 - Open vraag
Als je jezelf bekijkt in een vlakke spiegel, is dan je spiegelbeeld dichterbij, even ver of verder weg van de spiegel dan jezelf.
A
dichterbij
B
even ver
C
verder weg
Slide 32 - Quizvraag
Bij een bolle spiegel ...
A
wordt het beeld verkleint
B
blijft het beeld even groot
C
wordt het beeld vergroot
Slide 33 - Quizvraag
Als het beeld groter is dan het voorwerp is de vergrotingsfactor ...
A
groter dan 1
B
kleiner dan 1
C
groter dan 0
D
kleiner dan 0
Slide 34 - Quizvraag
Je kunt...
uitleggen wat primair en secundair licht is;
drie eigenschappen van licht noemen;
uitleggen welke drie dingen een oppervlak kan doen met licht dat erop valt;
het verschil tussen diffuus en spiegelend weerkaatsen aangeven;
uitleggen en herkennen wat spitslichtjes zijn;
spiegelbeelden construeren bij vlakke spiegels en daarmee lichtstralen construeren;
werken met de spiegelwet bij spiegelende oppervlakte;