Lesdoelen 1MH_H1

1MH_Hoofdstuk 1
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1MH_Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'middel van bestaan' of 'bestaansmiddel'

Slide 2 - Open vraag


Is de afbeelding van de jagers- en verzamelaars?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Noem een ingrijpende verandering die door de landbouwrevolutie is gekomen

Slide 4 - Open vraag

Welk antwoord of welke antwoorden zijn juist?
A
Evolutie is een langzame verandering over een langere tijd
B
Revolutie is een langzame verandering in een korte tijd
C
Revolutie is een snelle verandering in een korte tijd
D
Evolutie is een snelle verandering over een langere tijd

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer eindigt de prehistorie?

Slide 6 - Open vraag

Wat is geen gevolg van de irrigatielandbouw?
A
Voedseloverschotten.
B
Ontstaan van de handel.
C
Het maken van kunst.
D
Ontstaan hiërogliefenschrift.

Slide 7 - Quizvraag

Irrigatielandbouw was vooral bedoeld om:
A
Te beschermen tegen overstromingen
B
Mensen te laten samenwerken
C
Grond meer vruchtbaar te maken
D
Zoveel mogelijk stukken land water te geven

Slide 8 - Quizvraag



Wat was een gevolg van de irrigatielandbouw?
A
Groeiende bevolking door meer voedsel
B
Niet iedereen hoefde meer als boer te werken
C
Er ontstaat handel
D
Er ontstaan steden

Slide 9 - Quizvraag

Wat werd er met een dode Farao gedaan?
A
Ze werden gecremeerd.
B
Ze werden begraven.
C
Ze werden gemummificeerd.
D
Ze werden begraven op zee.

Slide 10 - Quizvraag

De farao werd geholpen door....
A
ambtenaren
B
techneuten
C
boeren
D
jager-verzamelaars

Slide 11 - Quizvraag

Wat maakt de farao zo bijzonder?
A
Hij was degene die al het land in zijn eentje bewerkte
B
Hij werd vereerd als een levende god
C
Hij had het schrift uitgevonden
D
Hij mocht als eerste water over zijn akker gooien

Slide 12 - Quizvraag

Welke taak had een farao NIET?
A
legeraanvoerder
B
hoogste priester
C
hoogste rechter
D
schrijver

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een farao?
A
Koning of president van een land
B
Een soort priester
C
Koning van Egypte
D
Een Egyptische god

Slide 14 - Quizvraag

Alleen farao's werden gemummificeerd.
A
Waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Farao's werden begraven in
A
tempels
B
piramides
C
werden gecremeerd en de as werd in de Nijl gegooid
D
paleizen

Slide 16 - Quizvraag

Waarom vereerden de Egyptenaren zoveel verschillende goden?

Slide 17 - Open vraag

Stelling: de Egyptenaren mummificeerden hun dode, omdat de nabestaanden zo moeilijk afscheid konden nemen van hun overledenen. Is het waar of niet waar, en leg uit

Slide 18 - Open vraag

Wat is geen kenmerk van de jagers en verzamelaars?
timer
0:20
A
Nomadisch bestaan
B
Gebruik van vuur
C
Gebruik van steen
D
Gebruik van schrift

Slide 19 - Quizvraag

Waar werd het schrift eerder uitgevonden?
A
Nederland
B
Egypte
C
Mesopotamië
D
Italië

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin klopt NIET?
Levenswijze van jagers en verzamelaars.
Levenswijze van jagers en verzamelaars.
A
De eerste mensen waren jagers-verzamelaars.
B
Vrouwen verzamelden bessen, noten en planten.
C
De jagers-verzamelaars woonden met veel mensen in kleine dorpjes.
D
Als de jagers-verzamelaars niet zelf voor voedsel zorgden, konden ze niet overleven.

Slide 21 - Quizvraag

Bij de jagers en verzamelaars:
A
gingen de vrouwen op jacht
B
gebruikten ze alles van het dier
C
leefden ze van akkerbouw en veeteelt
D
konden ze schrijven

Slide 22 - Quizvraag

jagers en verzamelaars hebben geen
timer
0:20
A
dieren
B
vaste woonplaats
C
kinderen
D
tenten

Slide 23 - Quizvraag

Wat aten de jagers en verzamelaars?
A
Mammoettanden
B
Bessen
C
Hamburgers
D
Boterhammen

Slide 24 - Quizvraag

De samenleving van de jagers en verzamelaars was een 'jager en verzamelaars' - samenleving.

Hoe heet de samenleving van de eerste boeren?
A
Landbouw stedelijk samenleving
B
Landbouw samenleving
C
Industriële samenleving
D
Jager en verzamelaar samenleving

Slide 25 - Quizvraag

Jagers en verzamelaars
A
waren nomadisch
B
bleven op één plek
C
verbouwden groente en fruit
D
deden samen boodschappen

Slide 26 - Quizvraag

Wat doen jagers en verzamelaars om te overleven?
A
Jagen en verzamelen
B
Op het land werken
C
Vissen en verzamelen
D
Oorlog voeren en vissen

Slide 27 - Quizvraag

Het regent weinig in Egypte, dus ze bedachten irrigatielandbouw.

Wat is irrigatielandbouw?
A
Landbouw waarbij het water door middel van kanaaltjes de akkers voorziet van water
B
Akkerbouw en veeteelt
C
Een beroep waarbij iemand producten maakt met zij n handen en gereedschap
D
Landbouw waarbij het water door middel van kanaaltjes de veeteelt voorziet van water

Slide 28 - Quizvraag

Door irrigatielandbouw kon Egypte veel voedsel produceren.
Wat betekent irrigatielandbouw?
A
Dat je huizen op het land bouwt
B
Landbouw met behulp van kanaaltjes graven
C
Landbouw zonder gebruik van water
D
Landbouw door gebruik van dieren

Slide 29 - Quizvraag

6. Welke ontwikkeling kenmerkt het eind van de prehistorie?
A
Het wiel wordt uitgevonden
B
Mensen gaan voor het eerst schrijven
C
Er wordt ontdekt hoe vuur wordt gemaakt.

Slide 30 - Quizvraag

Wanneer was het einde van de prehistorie?
A
Ongeveer 11.000 v. Chr.
B
Het jaar 0
C
Ongeveer 3000 v. Chr.
D
Ongeveer 3000 jaar geleden

Slide 31 - Quizvraag

Verklaar waarom de prehistorie in Mesopotamië eerder eindigt dan in Egypte

Slide 32 - Open vraag

Geschreven of een ongeschreven bron?
Directe of indirecte bron?

De schilderingen op de muren van de originele grot
A
geschreven, direct
B
ongeschreven, indirect
C
ongeschreven direct
D
geschreven, indirect

Slide 33 - Quizvraag

Geschreven of een ongeschreven bron?
Directe of indirecte bron?

Een folder met daarin informatie over de jagers-verzamelaars die de grotschilderingen gemaakt hebben
A
geschreven, direct
B
ongeschreven, indirect
C
ongeschreven direct
D
geschreven, indirect

Slide 34 - Quizvraag

Geschreven of een ongeschreven bron?
Directe of indirecte bron?

Een audiofragment waarin iemand vertelt over de ontdekking van de grotten in 1940
A
geschreven, direct
B
ongeschreven, indirect
C
ongeschreven direct
D
geschreven, indirect

Slide 35 - Quizvraag

Geschreven of een ongeschreven bron?
Directe of indirecte bron?

Een foto, gemaakt in 1940, van de ontdekking van de originele grotschilderingen
A
geschreven, direct
B
ongeschreven, indirect
C
ongeschreven direct
D
geschreven, indirect

Slide 36 - Quizvraag

Bedenk welk nadeel een geschreven directe bron kan hebben

Slide 37 - Open vraag

Bedenk welk voordeel een geschreven directe bron kan hebben

Slide 38 - Open vraag

Bedenk welk voordeel een ongeschreven directe bron kan hebben

Slide 39 - Open vraag

Bedenk welk nadeel een ongeschreven directe bron kan hebben

Slide 40 - Open vraag