Oefentoets

Oefentoets

Hfd-5
Ontdekkers en hervormers
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Hfd-5
Ontdekkers en hervormers

Slide 1 - Tekstslide

Welke handelsproducten haalden Hollandse kooplieden uit het Oostzeegebied?
A
Graan en hout.
B
Peper en nootmuskaat.
C
Suiker en tabak.
D
Wol en zijde.

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin legt uit wat handelskapitalisme is?
A
Kooplieden brengen hun handelswaar naar de stapelmarkt.
B
Kooplieden handelen alleen in luxeproducten, zoals laken.
C
Kooplieden investeren hun winst in nieuwe handelswaar.
D
Kooplieden ontdekken handelsgebieden over de hele wereld.

Slide 3 - Quizvraag

De Gouden eeuw
Niet de Gouden eeuw

Slide 4 - Sleepvraag

Samenleving tijdens de Gouden Eeuw
Arbeiders
Rijke kooplieden
Ambachtslieden
Arme mensen 

Slide 5 - Sleepvraag

In welk tijdvak was de Gouden Eeuw?
Gouden Eeuw

Slide 6 - Sleepvraag

Rond 1600 was Amsterdam de belangrijkste handelsstad in Noord-Europa. Welke gebeurtenis was daarvoor een belangrijke oorzaak?

Slide 7 - Open vraag

Oostzee
handel
Republiek
Middel-
landse Zee 

Slide 8 - Sleepvraag

De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie

Slide 9 - Quizvraag

De VOC had een monopoliepositie in de specerijhandel.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de onderstaande woorden naar de juiste kolom, kies uit:
- VOC, of
- WIC, of
- VOC en WIC
VOC:
WIC:
VOC en WIC:
slavenhandel
monopolie
specerijen
aandelen
Spaanse schepen kapen
Fort Elmina
driehoeks- handel
kolonialisme

Slide 11 - Sleepvraag

Bekijk hiernaast een plaatje van de driehoekshandel.

Welke compagnie hoort bij de driehoekshandel?
A
De VOC
B
De WIC

Slide 12 - Quizvraag

De VOC kreeg van de Staten-Generaal
het recht om forten te bouwen. Dat is een..........

A
economisch recht
B
politiek recht

Slide 13 - Quizvraag

Wat was de driehoekshandel?
A
Handel tussen Nederland, Spanje en Amerika
B
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika
C
Handel tussen Europa, Amerika en Azië
D
Handel tussen Nederland, Afrika en Nieuw-Amsterdam

Slide 14 - Quizvraag

Was de slavenhandel van de WIC of VOC?
A
WIC
B
VOC

Slide 15 - Quizvraag

De slavenhandel was het onderdeel van de driehoekshandel tussen
A
Afrika en Amerika
B
Amerika en Europa
C
Afrika en Azië
D
Afrika en Europa

Slide 16 - Quizvraag

De volgorde van de driehoekshandel is...
A
Afrika - Amerika - Europa
B
Europa -Afrika - Amerika - Europa
C
Amerika - Afrika - Europa - Amerika
D
Europa - Afrika - Europa -Amerika

Slide 17 - Quizvraag

De letters 'WIC' betekenen:
A
Verenigd Oost-Indische Compagnie
B
West-Indische Compagnie
C
West Indiaanse Gemeenschap
D
West Indonesische Compagnie

Slide 18 - Quizvraag

De WIC
A
werd opgericht in 1621
B
werd opgericht in 1602
C
werd opgericht op aandringen van Johan van Oldenbarnevelt
D
was speciaal opgericht voor de slavenhandel.

Slide 19 - Quizvraag

In de Gouden Eeuw was Nederland ......................... ..... Nederland had in de ............................... eeuw een andere naam: 
............................................................................ Er werd veel geld met de ............................... verdiend. Niet iedereen was rijk. Er heerste ook veel .................................... Sommige mensen moesten ....................... om in leven te blijven
17e
rijk
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
bedelen
handel
armoede

Slide 20 - Sleepvraag

Willem van Oranje was een stadhouder. Wat was een stadhouder?
A
Een legeraanvoerder
B
Een soort leenman
C
Een vorst
D
Een soort ham of kaas

Slide 21 - Quizvraag

De Republiek werd bestuurd door regenten. Regenten zijn....
A
machtige burgers uit rijke koopmanfamilies
B
machtige edellieden die veel handelden
C
mensen van adel met veel geld
D
een koning zoals Willem van Oranje

Slide 22 - Quizvraag

Lodewijk XIV was een:
Lodewijk XIV was een 
A
absolute vorst
B
verlicht absolute vorst
C
een keizer
D
zonnekoning

Slide 23 - Quizvraag

Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
A
De Zonnegod
B
De Zonnekoning
C
De Maankoning
D
De Maangod

Slide 24 - Quizvraag

Lodewijk XIV verkleinde de macht van de adel door:
A
Het instellen van een huurleger
B
Het benoemen van ambtenaren
C
ze naar het paleis laten komen (in de gaten houden)
D
ze ook belasting te laten betalen

Slide 25 - Quizvraag

De Gouden Eeuw.
Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 26 - Quizvraag

Waarom wordt de "Gouden Eeuw" de GOUDEN eeuw genoemd?
A
Doordat in Nederland erg veel verdiend is in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Deze eeuw was Nederland leidend op veel gebieden. Bijvoorbeeld sport.
D
Het was een eeuw van grote voorspoed.

Slide 27 - Quizvraag

Welk tijdvak hoort bij de Gouden Eeuw?
A
Tijd van regenten en vorsten
B
Tijd van bloei en welvaart in Nederland
C
Tijd van werkgelegenheid in NL
D
Tijd van oorlogen in Nederland

Slide 28 - Quizvraag