Paragraaf 1.4 herhalen en oefenen voor het proefwerk

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Herhaling 1.4 en oefenen voor het proefwerk

Wat weet je aan het eind van de les?

1. Aan het eind van de les weet je hoe je een goed antwoord moet formuleren op een proefwerkvraag.
2. Aan het eind van de les weet je wat voor soort vragen er gesteld worden op het proefwerk.  
3. Aan het eind van de les weet je welke theorie je nog eens extra moet doornemen voor het proefwerk. 

Wat weet je nog van paragraaf 1.4 Egypte: geschenk van de Nijl?

a. Welke vorm van landbouw is hier afgebeeld?
b. Wat waren de voordelen van dit landbouw systeem? noem er twee.

Hoe noemden de Egyptenaren hun koning?

1. Keizer
2. Sultan
3. Farao
4. Tsaar

Ambtenaren hielpen de farao bij het bestuur. Welke taken hadden zij? Noem er vier.

Wat was géén taak van de farao van Egypte?

1. Bevelhebber van het leger en de vloot.
2. Bijhouden hoeveel graan er werd geoogst.
3. Baas van alle priesters en ambtenaren.
4. Wetten maken waar iedereen zich aan moet houden.

Welke groep stond het laagst in aanzien in het oude Egypte?

1. Lage ambtenaren
2. ambachtslieden
3. Hoge ambtenaren
4. Boeren

Welke groep stond het hoogst in aanzien in het oude Egypte?

1. Ambachtslieden
2. Gewone priesters
3. Hoge ambtenaren
4. Hoge priesters

Het oude Egypte

Nederland in onze tijd

Het is een koninkrijk.

Het staatshoofd heet Farao.

Het staatshoofd heet koning.

Het staatshoofd heeft veel macht.

Het staatshoofd is goddelijk.

Op welke twee manieren kwamen jager-verzamelaars aan voedsel?

De jager-verzamelaars waren nomaden, leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

Op welke van de onderstaande afbeeldingen is een geschreven bron te zien?

1. 
2. 
3. 
4. 

Welke twee vormen van landbouw ontstonden er dankzij de landbouwrevolutie?

Waarom ging de overgang van jager-verzamelaars naar boeren heel langzaam?

Waarom werden de eerste boeren van ons land de bandkeramiekers genoemd?

1. Ze zijn vernoemd naar de manier waarop ze hun huizen bouwden.
2. Ze zijn vernoemd naar de manier waarop ze hun aardewerk versieren.
3. Ze zijn vernoemd naar de kleding die ze droegen.
4. Ze zijn vernoemd naar de vorm van hun aardewerk.

Waardoor zijn veenlijken zo goed bewaard gebleven?

1. Er zit veel zuurstof in veen.
2. Veen is erg nat.
3. Er zit weinig zuurstof in veen.
4. Er zit veel stikstof in veen.

Leertips voor het proefwerk

1. Begin op tijd met leren

2. Verdeel de leerstof in verschillende delen

3. Herhaal de leerstof

4. Oefen met vragen uit het werkboek

5. Leer de BEGRIPPEN!

Afsluiting

Dinsdag 19 oktober 2021: Proefwerk over paragraaf 1.1 t/m 1.4.