Oefen SO hfdstk 4

Oefen SO
hfdstk 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefen SO
hfdstk 4

Slide 1 - Tekstslide

Met een ( 1 ) kun je een beweging van het ene onderdeel ( 2 ) op een ander onderdeel.
A
1 Translatie 2 Overbrengen
B
1 Rotatie 2 Overbrengen
C
1 Overbrenging 2 Overbrengen
D
1 Drijfstang 2 tandheugelen

Slide 2 - Quizvraag

Als de overbrenging door een snaar, riem of ketting wordt overgebracht, spreek je van een
A
Indirecte overbrenging
B
directe overbrenging
C
aandrijfwiel en volgwiel
D
Translatie en rotatie

Slide 3 - Quizvraag

met overbrengingen kun je
( 1 ) en de ( 2 ) veranderen.
A
1 Rotatie, 2 Translatie
B
1 Translatie en 2 Rotatie
C
1 Draairichting en 2 de draaisnelheid
D
1 het volgwiel en 2 het aandrijfwiel

Slide 4 - Quizvraag

Overbrengingen waarbij de wielen tegen elkaar zitten, noem je een
A
directe overbrenging
B
translatie overbrenging
C
rotatie overbrenging
D
indirecte overbrenging

Slide 5 - Quizvraag

welke richting draait het wiel?
welke richting draait het wiel?

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Sleepvraag

de ( 1 ) geeft aan hoeveel sneller of langzamer het ( 2 ) draait ten opzichte van ( 3 )
A
(1) overbrengings-verhouding, (2) volgwiel (3) aandrijfwiel
B
(1) verzets-verhouding (2) aandrijfwiel (3) volgwiel
C
(1) versnelling (2) wiel, (3) de translatie
D
(1) versnelling (2) wiel, (3) de rotatie

Slide 9 - Quizvraag

Overbrengingsverhouding:
Aantal tandjes (1) / aantal tandjes (2)
A
1 Tandheugel, 2 kruk
B
1 Rotatie 2 translatie
C
1 volgwiel 2 aandrijfwiel
D
1 Drijfstang 2 tandheugel

Slide 10 - Quizvraag

Een draaiende beweging is een
A
Translatie
B
overbrenging
C
wiel
D
rotatie

Slide 11 - Quizvraag

Een rechtlijnige beweging
A
is een uniforme beweging
B
is een translatie
C
gaat altijd op en neer
D
heeft altijd dezelfde draairichting

Slide 12 - Quizvraag

De schroefdraad in het midden heet
A
schroefsleutel
B
tandheugel
C
rondsel
D
worm

Slide 13 - Quizvraag

De balk met tanden heet
A
nokkenwiel
B
tandheugel
C
rondsel
D
worm

Slide 14 - Quizvraag

Het onderdeel waar het touw opdraait heet
A
tandheugel
B
windas
C
nokkenwiel
D
hijskraan

Slide 15 - Quizvraag

deze overbrenging heet:
Aandrijfwiel
A
rotatie naar translatie
B
Translatie naar rotatie
C
Rotatie naar rotatie
D
Translatie naar translatie

Slide 16 - Quizvraag

Het hijsen van de container heet:
A
rotatie naar translatie
B
Translatie naar rotatie
C
Rotatie naar rotatie
D
Translatie naar translatie

Slide 17 - Quizvraag

Welke tandwielen zie je hier?
A
Rondsel
B
Kroontandwielen
C
Kegeltandwielen
D
Windas

Slide 18 - Quizvraag

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Z
X
Y
Z
A
linksom
B
rechtsom
C
niet

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de overbrengings-
verhouding?
Aandrijfwiel
Volg
wiel
A
1:3
B
3:1
C
3
D
300

Slide 20 - Quizvraag

Volgende les !!!!
Proefwerk
 4.1 t/m 4.7

Slide 21 - Tekstslide