Afsluitles waarnemen/hersenen

Hoeveel vertrouwen heb je in je biologie eindexamen?
😒🙁😐🙂😃
1 / 37
volgende
Slide 1: Poll
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoeveel vertrouwen heb je in je biologie eindexamen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Overmatige consumptie van sushi is niet zonder gevaar. De Amerikaanse acteur Jeremy Piven moest in het ziekenhuis worden opgenomen nadat hij was flauwgevallen. Hij had last van duizelingen, evenwichtsstoornissen en geheugenproblemen.
Dokters stelden de diagnose kwikvergiftiging.
Sushi

Slide 4 - Tekstslide


Opdracht 1:
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg, de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen. 
Welk deel van het centrale zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 5 - Quizvraag

Functie van de hersenen
Grote hersenen
  • bewuste waarnemingen
  • bewuste bewegingen
  • geheugen
Kleine hersenen 
  • coördineren bewegingen
Hersenstam
  • onbewuste processen.

Slide 6 - Tekstslide

Met een enorm enthousiasme vertelt bioloog Freek Vonk voor de camera over zijn grote liefde: slangen. Vonk doet onderzoek naar de evolutie van giftige slangensoorten. Van de ongeveer 3150 soorten slangen zijn ruim 600 soorten giftig voor mensen. Slangengif kan onder andere de bloedstolling, de werking van het hart of van het zenuwstelsel beïnvloeden. De zwarte mamba gebruikt een gif dat acetylcholineesterase remt. Hierdoor wordt de neurotransmitter die zich in de synaptische spleet van het motorisch eindplaatje bevindt, niet afgebroken.

Slangengif

Slide 7 - Tekstslide


Opdracht 2:
Welk effect heeft het gif van de mamba op het prooidier? En hoe wordt dat effect verklaard?
A
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
B
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.
C
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft
D
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.

Slide 8 - Quizvraag

Synaptische spleet 

Slide 9 - Tekstslide

Vorming en werking acetylcholine (zie binas 88H)

Slide 10 - Tekstslide

Adrenaline komt van nature in ons lichaam voor als hormoon en als neurotransmitter. In afbeelding 1 is schematisch een zenuwcel weergegeven.

Epipen

Slide 11 - Tekstslide


Opdracht 3 
Waar wordt adrenaline als transmitterstof door deze zenuwcel afgegeven?
Geef alleen de letter van de plaats!

Slide 12 - Open vraag

Het lichaam reageert soms zo sterk op een stof dat het meer te lijden
heeft van de reactie dan van die stof zelf. Er kan binnen enkele minuten
een anafylactische shock optreden: het lichaam reageert op het allergeen
door een grote hoeveelheid van de boodschapperstof histamine af te
geven. Hierdoor verwijden de bloedvaten, waardoor de bloeddruk heel
sterk daalt. Dit kan levensbedreigend zijn.
Een gewone wespensteek kan tot een anafylactische shock leiden. Ook
bepaalde voedingsmiddelen, zoals pinda’s of andere noten, en sommige
geneesmiddelen kunnen zo’n heftige reactie veroorzaken. 
Allergieën en anafylactische schock

Slide 13 - Tekstslide


Opdracht 4
Mensen met allergieklachten krijgen ook het advies een EpiPen bij zich te dragen. Dit is een injectiespuit met adrenaline. Waardoor helpt dit tegen een anaflyactische shock? 

Slide 14 - Open vraag


Opdracht 5:
Diabetes-patiënten moeten vooral opletten met een epipen, omdat de bloedsuikerspiegel kan veranderen. op welke manier? 
A
De bloedsuikerspiegel zal toenemen
B
De bloedsuikerspiegel zal afnemen
C
De bloedsuikerspiegel blijft gelijk

Slide 15 - Quizvraag


Opdracht 6
Welk hormoon zou een diabetespatiënt kunnen inspuiten om het teveel aan glucose in het bloed op te lossen? Geef enkel de naam van dit hormoon zonder toelichting

Slide 16 - Open vraag

Mensen met een glutenvrij dieet wordt door de diëtiste geadviseerd om bakkerszout met extra jodium te gebruiken als zij zelf hun brood bakken. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden bakkers verplicht
om jodiumhoudend zout toe te voegen aan het brood. Als we te weinig jodium binnenkrijgen, kunnen allerlei klachten ontstaan, zoals vermoeidheid, futloosheid en het koud hebben. Op de lange termijn zijn obstipatie, menstruatie- en vruchtbaarheidsstoornissen, spier- en gewrichtsklachten mogelijk. Jodium is een bestanddeel van het hormoon thyroxine. Bij kinderen kan jodiumtekort leiden tot groeiachterstand, verminderd leervermogen en in een enkel geval tot dwerggroei.

Brood: glutenvrij en jodiumrijk

Slide 17 - Tekstslide


Opdracht 7:
Als er lange tijd een tekort aan jodium is, zal het hormoonstelsel proberen dit tekort te compenseren.  
Op welke wijze reageert het hormoonstelsel op dit tekort?
A
De hypofyse gaat remmende hormonen afgeven waardoor de bijnieren sterk in omvang gaan afnemen.
B
De hypofyse gaat remmende hormonen afgeven waardoor de schildklier sterk in omvang gaat afnemen.
C
De hypofyse gaat stimulerende hormonen afgeven waardoor de bijnieren sterk in omvang gaan toenemen.
D
De hypofyse gaat stimulerende hormonen afgeven waardoor de schildklier sterk in omvang gaat toenemen.

Slide 18 - Quizvraag

Jodium: onderdeel van thyroxine (T4)
  • Binas 89A: wordt gemaakt door schildklier (dus antwoord B of D)
  • Te kort aan jodium = te kort aan thyroxine
  • Signaal van hypofyse: stimuleren van schildklier 
  • Hierdoor zal schildklier in omvang toenemen

DUS: ANTWOORD D
Brood: glutenvrij en jodiumrijk

Slide 19 - Tekstslide

Tijdens een onderzoek naar een nieuw medicijn, cytisine, tegen depressie zagen onderzoekers een opmerkelijke bijwerking. De muizen die het geneesmiddel geïnjecteerd kregen, aten allemaal minder dan de muizen uit het controle-experiment.



Roken maakt slank, maar stoppen met roken straks ook

Slide 20 - Tekstslide


Opdracht 8: 
Noem een voorwaarde waaraan de muizen in het controle-experiment bij dit onderzoek moeten voldoen. Noteer ook hoe de muizen in het controle-experiment worden behandeld.

Slide 21 - Open vraag


Opdracht 9: 
Drie typen neuronen zijn motorische zenuwcellen, sensorische zenuwcellen en schakelcellen. In welke zenuwcellen zal de impulsoverdracht veranderd zijn? 

Welk type is of welke typen zenuwcellen (neuronen) zijn in afbeelding 2 weergegeven?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

CSI in het menselijk lichaam
Bij het AMC in Amsterdam doet men onderzoek naar een belangrijke veroorzaker van erfelijke nachtblindheid. Mensen met nachtblindheid kunnen zeer slecht zien in het schemerduister en hebben ook overdag verminderd zicht.

In afbeelding 1 is een schematische dwarsdoorsnede van het netvlies getekend en daarnaast is een foto van het vooraanzicht van het netvlies weergegeven.
BiNas 87C

Slide 25 - Tekstslide

1. Welke cellen zullen als eerste worden onderzocht en in welk deel van het netvlies kunnen die worden aangetroffen?
Deel netvlies
Cellen 
Q
P
Gele vlek
Oogzenuw
Perifeer deel

Slide 26 - Sleepvraag

BiNas 87C

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Toen het verdachte gen was geanalyseerd, werd de volgorde van de nucleotiden van het normale TRPM1-gen vergeleken met die van het mutantgen van personen
met nachtblindheid. Bij een van die personen bleek een puntmutatie in het DNA te leiden tot een verandering in een RNA-codon voor glycine (GGG). Bij een puntmutatie is één stikstofbase door een andere stikstofbase vervangen. Mutatie van een van de drie stikstofbasen in het DNA verandert het genproduct van TRPM1.

Slide 29 - Tekstslide


1. Welke van de drie G’s in het codon kan dan veranderd zijn?
(Geef alleen de letter van het antwoord)

Slide 30 - Open vraag

2. De aanwezigheid van welk nucleïnezuur in de cel geeft informatie over de activiteit van een gen? En welk proces wordt daarmee aangetoond?
Activiteit
Molecuul
RNA
DNA
Differentiatie
Genexpressie

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

Onderzoekers hebben een groen fluorescerend eiwit gekoppeld aan een antistof die tegen de eiwitten gericht is van het gemuteerde TRPM1-gen. Bij binding zullen de cellen dus groen fluorescerend oplichten. De antistoffen worden  ingebracht in een petrischaal met weefsel van de patiënt.

Het blijkt dat de cellen van het netvlies groen oplichten, maar alle omliggende cellen van het vaatvlies bijvoorbeeld niet.  
n van de drie stikstofbasen in het DNA verandert het genproduct van TRPM1.

Slide 33 - Tekstslide


3. Waarom lichten deze cellen in het preparaat niet op?
A
Omdat daarin geen expressie van het TRPM1-gen plaatsvindt.
B
Omdat daarin het TRPM1-gen ontbreekt.
C
Omdat ze geen eiwitten bevatten.
D
Omdat ze onbereikbaar zijn voor de antistoffen.

Slide 34 - Quizvraag


De antistoffen worden verzameld door een konijn in te spuiten met het gemuteerde TRPM1- gen. Dit dient dan als antigeen. De specifieke afweer van het konijn zal de antistoffen maken tegen het gen. 
5. Welke cellen maken deze antistoffen?
A
Granulocyten
B
T-lymfocyten
C
B-lymfocyten
D
Macrofagen

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Wat nu? 

> Zelf aan de slag met Examen 2019-I (tijdvak I)
      --> examenbundel blz. 272

> Gezamenlijk doorspreken examen? 
     --> Volgende week donderdag (v-blok tijd)

> HÉÉL veel succes op je EXAMEN
> OEFENENOEFENENOEFENEN
> Dankjewel voor dit geweldige jaar! 


Slide 37 - Tekstslide