1H - Taal en formuleren

2Hd
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

1H
Taal & Formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Les 1 - Spreekwoorden &uitdrukkingen
Start je begrippenlijst met de volgende begrippen. Schrijf in je eigen woorden de betekenis erachter. 

1. Letterlijk taalgebruik -> Taal waarmee je precies zegt/schrijft wat je bedoelt.
2. Figuurlijk taalgebruik -> Taal waarmee je iets anders bedoelt dan je zegt/schrijft, maar waarvan je wel verwacht dat anderen je begrijpen. 
3. Spreekwoord -> Figuurlijk taalgebruik. Je noemt een zin (wijsheid/spreuk). De zin is vast en kan nooit van vorm veranderen. Je gebruikt hem altijd op dezelfde manier. 
4. Uitdrukking -> Figuurlijk taalgebruik. Je noemt een stukje zin (wijsheid/spreuk) Dit stukje kun je zelf aanpassen van tijd of persoon, zodat het in je zin past. 


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Les 2
LEZEN IN JE LEESBOEK
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Les 2 - Rijm
Doel:
- Je kunt de volgende begrippen uitleggen: letterlijk taalgebruik, figuurlijk taalgebruik, spreekwoord, uitdrukking.
- Je kunt de volgende begrippen uitleggen: rijm, eindrijm, beginrijm/alliteratie, klinkerrijm/assonantie

Opdrachten:
- blz. 92 - opdracht 1 t/m 3 -> MAKEN & NAKIJKEN
- blz. 98 - opdracht 1 t/m 4 (vraag 1 en 2) -> MAKEN



timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

ANTWOORDEN 

Slide 8 - Tekstslide

Les 2








Rijm =  overeenkomst in klanken van woorden of lettergrepen waar de klemtoon op ligt
Soort rijm
Voorbeeld
Eindrijm = rijm aan het einde van een woord (sinterklaasgedichten)
Beginrijm/alliteratie = rijm van gelijke medeklinkers aan het begin van het woord of bij elkaar in de buurt
Klinkerrijm/assonantie = rijm van klinkers waar de klemtoon op ligt in woorden die bij elkaar in de buurt staan. 

Slide 9 - Tekstslide

Klappertandend kwam Kees Koukleum kolen kopen.
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 10 - Quizvraag

De man uit Waddinxveen
leeft zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 11 - Quizvraag

De man die in Waddinxveen woonde wantrouwde het water.
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 12 - Quizvraag


Wonderlijke wereld
A
alliteratie
B
assonantie

Slide 13 - Quizvraag


Groente moet je eten
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 14 - Quizvraag

"Sla je slag en scoor!"

A
alliteratie
B
assonantie

Slide 15 - Quizvraag

De muis gaat naar huis
A
alliteratie
B
assonantie

Slide 16 - Quizvraag

Liesje leerde lotje lopen langs de Lange Lindenlaan.
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 17 - Quizvraag

Welke rijm kun je ontdekken?

Slide 18 - Tekstslide

ANTWOORDEN 

Slide 19 - Tekstslide

Les 3 - Vergelijkingen









Kijk op blz. 100 in je boek en vul het bovenstaande schema in eigen woorden in.  
Soorten vergelijkingen
Voorbeeld
Vergelijking = 


Vaste vergelijking = 


Cliché = 


Slide 20 - Tekstslide

Les 4
LEZEN IN JE LEESBOEK
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Les 4 - Taal (algemeen)
Programma:
- 10 minuten lezen in je leesboek
- blz. 101 - opdracht 2 t/m 5 -> NAKIJKEN
- Quiz over taal maken (in tweetallen) -> (paragraaf 2, 5 en 6)

Opdracht
1. Kies een quizvorm (PowerPoint, toets op papier, Kahoot, etc.)
2. Bedenk per begrip (zijn er 10 in totaal) minimaal 2 vragen. -> Wissel de vraagsoort af. 
3. Bewaar de quiz. In de komende lessen gaan we er verschillende doen. 



timer
30:00

Slide 22 - Tekstslide

Les 5 - Formuleren
Herhaling 'Taal':
1. Je kunt de volgende begrippen uitleggen: letterlijk taalgebruik, figuurlijk taalgebruik, spreekwoord, uitdrukking.
2. Je kunt de volgende begrippen uitleggen: rijm, eindrijm, beginrijm/alliteratie, klinkerrijm/assonantie.
3. Je kunt de volgende begrippen uitleggen: (vaste) vergelijking, cliché.

Lesdoel les 5:
4. Je kunt voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen op de goede manier te begrenzen (te stoppen of door te voeren). 



Slide 23 - Tekstslide

ANTWOORDEN 

Slide 24 - Tekstslide

ANTWOORDEN 

Slide 25 - Tekstslide

     Aantekening
Schrijf op wat de docent citeert. 

Slide 26 - Tekstslide









Huiswerk: blz. 230 -  maak opdracht 1, 2, 4 en 5. 

Slide 27 - Tekstslide

Les 6 - Formuleren
Programma:
- Terugkoppeling Boekopdrachten
- Huiswerk nakijken (blz. 230 - opdracht 1, 2, 4 en 5)
- Instructie paragraaf 2 - Verbanden & signaalwoorden

Maken:
1. www.diatoetsen.nl
2. blz. 232 - opdracht 1 t/m 4




Slide 28 - Tekstslide

Toetsles
Proefwerk Taal & Formuleren

Klaar?

- Diatoets woordenschat maken via www.diatoetsen.nl -> iedereen

Slide 29 - Tekstslide

Overige tijd voor de opdracht
1. Boodschap schrijven (NETJES!)
2. Vouw er iets gezelligs van.
timer
7:00

Slide 30 - Tekstslide