In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
§3.1 Hoe betaal je?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Het saldo van de bankrekening Katinka is -€10. Welk woord hoort er achter haar saldo?
A
Debet
B
Credit
Slide 3 - Quizvraag
Heb je in de volgende gevallen te maken met directe ruil of indirecte ruil?
1. Je ruilt met je vriend een dvd voor een computergame. 2. Je bestelt bij een webshop een paar sportschoenen. Je betaalt ze meteen. 3. In de vakantie pas je een paar keer op bij de buren. In ruil daarvoor mag je aan het eind van de vakantie een dag mee naar een pretpark.