Telwoorden

Telwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Telwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de blauwe brieven van de Belastingdienst......
A
de brieven
B
de blauwe brieven
C
van de belastingdienst
D
blauwe + van de belastingdienst

Slide 2 - Quizvraag

Wat is waar over de bijvoeglijke bepaling? Kies de goede antwoorden.

Een bijvoeglijke bepaling...
A
is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
B
zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
C
zegt iets over een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
D
is altijd een zinsdeel.

Slide 3 - Quizvraag

Een bijvoeglijke bepaling is een
A
zin
B
zinsdeel
C
deel van een zinsdeel

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de gele vaas ......
A
de gele vaas
B
vaas
C
gele vaas
D
gele

Slide 6 - Quizvraag

Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeel
A
Juist
B
Niet juist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barceque van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 8 - Quizvraag

Wat weten jullie al over telwoorden?

Slide 9 - Open vraag

Lesdoel
Je kunt verschillende soorten telwoorden herkennen en toepassen bij de opdrachten. 

Slide 10 - Tekstslide

Telwoorden
Er zijn hoofdtelwoorden en rangtelwoorden.
Deze kun je onderverdelen in bepaalde hoofdtelwoorden en bepaalde rangtelwoorden. Deze telwoorden geven een exacte hoeveelheid aan. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdtelwoorden
Hoofdtelwoorden kunnen verdeeld worden in onbepaalde en bepaalde hoofdtelwoorden.

Bepaalde hoofdtelwoorden geven een specifiek aantal of een bepaalde volgorde van iets aan, zoals één, twee, drie.

Onbepaalde hoofdtelwoorden worden gebruikt wanneer je niet naar een specifiek aantal verwijst, zoals sommige, minder, meer, veel. 

Slide 12 - Tekstslide

Rangtelwoorden
Ook rangtelwoorden kun je verdelen in bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden.

Bepaalde rangtelwoorden kun je herkennen aan dat ze eindigen op -de en 
-ste, zoals eerste, tweede. 

Onbepaalde rangtelwoorden geven geen exacte positie aan in een zin, zoals laatste, minste. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is in deze zin het telwoord?
'Het vierde paasei begint vaak al minder lekker te worden.'
A
Vierde
B
Vaak
C
Paasei
D
Minder

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze zin het telwoord?
'Ik heb drie appels in de mand liggen.'
A
Appels
B
Drie
C
Derde

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in deze zin het telwoord?
'We gaan volgende week naar het strand voor een vakantie.'
A
Gaan
B
Week
C
Volgende

Slide 16 - Quizvraag

Wat is in deze zin het telwoord?
'We hebben enkele problemen opgelost in de vergadering.'
A
Problemen
B
Enkele
C
Vergadering
D
We

Slide 17 - Quizvraag

Wat is in deze zin het telwoord?
'Er waren nog maar weinig stoelen over bij de voorstelling.'
A
Weinig
B
Maar
C
Waren
D
Over

Slide 18 - Quizvraag

Wat is hoeveelste voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Wat is miljoen voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is weinig voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 21 - Quizvraag

Wat is enkele voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Wat is duizendste voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Wat is drie voor een telwoord?
A
Bepaalde hoofdtelwoorden
B
Onbepaalde hoofdtelwoorden
C
Bepaalde rangtelwoorden
D
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 24 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 25 - Open vraag