ARTIKEL (lidwoorden)
1 / 18
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
onpersoonlijke voornaamwoorden
D
eigennamen
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Video
Welke lidwoorden ken je in het Duits
A
der
B
die
C
das
D
der - die - das
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk
Slide 7 - Quizvraag
Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud
Slide 8 - Quizvraag
Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk
Slide 9 - Quizvraag
Wat zet je voor "Vater"?
Slide 10 - Open vraag
Noem een woord waar je
"die" voor kunt zetten.
"die" voor kunt zetten.
Slide 11 - Woordweb
Wat zet je voor "Mutter"?
A
die
B
das
C
der
Slide 12 - Quizvraag
Wat zet je voor "Kuh"?
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quizvraag
Wat zet je voor "Schwester"?
A
der
B
die
C
das
Slide 14 - Quizvraag
Wat zet je voor "Kinder"?
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quizvraag
Wat zet je voor "Kater"?
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quizvraag
Wat zet je voor "Haus"?
A
der
B
die
C
das
Slide 17 - Quizvraag
Wat zet je voor "Autos"?
A
der
B
die
C
das
