H3.4 Een nieuw geloof

Grieken en Romeinen




Geschiedenis - Kader 1
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grieken en Romeinen




Geschiedenis - Kader 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij nog van:
de Grieken en Romeinen?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...ken je de begrippen bisschop, christen en paus. (R)
...je weet hoe het christendom is ontstaan. (R)
...je weet hoe het christendom een wereldgodsdienst werd. (R) 
...je kent de vier vragen waardoor je kan weten of een bron betrouwbaar is. (R)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Een nieuw geloof...
  • In Palestina woonden vooral Joodse mensen. Zij geloofden in één god.
  • Volgens sommigen was Jezus Christus de (beloofde) verlosser van al het kwaad. Dus ook van de Romeinen...
  • Deze volgelingen noemen we christenen
christen
Een volgeling van Jezus Christus. Christenen geloven net als de joodse en islamitische mensen in één god.
volgeling
Iemand die de ideeën steunt van iemand anders. Bijvoorbeeld: een volgeling van Jezus Christus.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


Verspreiding van het christendom

In het begin was christen worden erg gevaarlijk. Doordat het niet de staatsgodsdienst was van de Romeinen. Het raakte toch snel verspreid door:
  1. de goede wegen
  2. de vrede die heerste in het Rijk.
  3. Als je ziek was kreeg je hulp, mensen zorgden voor elkaar. 
  4. goede organisatie. De bisschop was de leider in een gebied. De belangrijkste bisschop was (en is) die van Rome, hij werd later de paus genoemd.
bisschop
Leider van de christenen in een bepaald gebied.
paus
Leider van alle christenen. Hij is de bisschop van Rome en de belangrijkste bisschop.
Mensen konden dus vrij reizen.  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide



Verspreiding van het christendom


Vooral arme mensen, vrouwen en slaven voelden zich aangetrokken door het christendom. 
  • Volgens Jezus was iedereen voor God gelijk. 


Maar...christen zijn was ook gevaarlijk.
bisschop
Leider van de christenen in een bepaald gebied.
paus
Leider van alle christenen. Hij is de bisschop van Rome en de belangrijkste bisschop.

Slide 9 - Tekstslide

6

Slide 10 - Video

00:41
Op hoeveel manieren heeft Nero geprobeerd zijn moeder te vermoorden?
A
1 manier, was meteen gelukt.
B
2 manieren, ze was een hardnekkig mens.
C
3 manieren, ze wist steeds te ontsnappen.
D
4 manieren, Nero moest echt zijn best doen.

Slide 11 - Quizvraag

03:12
Waarom zou Nero dan toch ontkennen dat hij de brand heeft aangestoken?
A
Dat was goed voor zijn populariteit.
B
Dat was goed voor de mensen die er woonden.
C
Dat was slecht voor zijn populariteit.
D
Dat was slecht voor de mensen die er woonden.

Slide 12 - Quizvraag

03:46
Leg uit waarom de twee mensen kritiek hebben op Nero en later niet meer.

Slide 13 - Open vraag

03:12
Wie heeft de brand aangestoken en waarom?
A
Nero, hij wilde op die plek een paleis bouwen.
B
Nero, hij wilde op die plek huizen bouwen.
C
Christenen, die wilden daar een kerk bouwen.
D
De brand is per ongeluk aangestoken.

Slide 14 - Quizvraag

03:12
In welk jaar was deze grote brand van Rome?
A
44 v.Chr.
B
44 n.Chr.
C
64 v.Chr.
D
64 n.Chr.

Slide 15 - Quizvraag

00:41
Waarom wilde Nero van zijn moeder af?
A
Omdat ze te lief was.
B
Omdat ze zich overal mee bemoeide.
C
Omdat ze te lui was.
D
Omdat ze Nero probeerde te vermoorden.

Slide 16 - Quizvraag



Betrouwbaarheid van bronnen


Hoe weet je of wat iemand schrijft ook echt waar is? Je kan daarover vier vragen beantwoorden:
  1. Is het een bron uit de tijd zelf?
  2. Wie heeft de bron gemaakt en waarom?
  3. Vertelt de schrijver wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij er zelf van vindt?
  4. Kun je de informatie ook in andere bronnen vinden?

Slide 17 - Tekstslide

Waarom kan een bron die niet uit de tijd zelf is, minder betrouwbaar zijn?

Slide 18 - Open vraag

Bron 18
Een Romein schreef over de christenen: ‘Tijdens de regering van Keizer Nero werden er straffen opgelegd aan christenen, een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.’

Slide 19 - Tekstslide

Komt bron 18 uit de tijd zelf?

Slide 20 - Open vraag

Wie heeft bron 18 gemaakt en waarom?

Slide 21 - Open vraag

Vertelt de schrijver van bron 18 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?

Slide 22 - Open vraag

Zou je de informatie uit bron 18 ook in andere bronnen kunnen vinden?

Slide 23 - Open vraag

Hoe noemt de schrijver van bron 18 het christendom?

Slide 24 - Open vraag

Wat wil de schrijver hiermee vertellen?
A
Wat hij zelf vindt van het christendom.
B
Wat voor soort geloof het christendom is.

Slide 25 - Quizvraag

Bron 18 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.

Slide 26 - Quizvraag

Bron 19
Christenen moesten in het geheim bij elkaar komen. Met tekens, zoals deze vissen, lieten ze elkaar weten dat ze er waren. De Griekse letters van het woord vis ('ichtus') staan voor 'Jezus Christus, Zoon van God, redder.'
Sommige christenen hebben dit symbool nog steeds op hun auto.

Slide 27 - Tekstslide

Bron 19 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...hoe de christenen elkaar in het geheim ontmoeten.
B
...hoe de Romeinen elkaar in het geheim ontmoeten.
C
...dat vissen in het patroon werden gebruikt.
D
...dat Romeinen vloeren hadden.

Slide 28 - Quizvraag

Bron 20
Een Romeinse historicus schreef: ‘In 64 brandde de helft van Rome af. Sommige mensen zeiden dat keizer Nero de brand had aangestoken. Hij wilde plaatsmaken voor een nieuw paleis. Gauw gaf Nero de christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen. Ze kregen beestenvellen aan, zodat wilde honden hen verscheurden. Of ze kregen de vuurdood:
’s avonds werden ze aangestoken als straatverlichting.’

Slide 29 - Tekstslide

Komt bron 20 uit de tijd zelf?
(dus komt deze bron uit 64 n.Chr)

Slide 30 - Open vraag

Wie heeft bron 20 gemaakt en waarom?

Slide 31 - Open vraag

Vertelt de schrijver van bron 20 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?

Slide 32 - Open vraag

Zou je de informatie uit bron 20 ook in andere bronnen kunnen vinden?

Slide 33 - Open vraag

Waarom liet keizer Nero de christenen vervolgen?

Slide 34 - Open vraag

Welke twee dingen zouden in deze bron echt gebeurd zijn?
A
Nero had de stad zelf aangestoken.
B
In 64 n.Chr. was er een grote brand in Rome.
C
De christenen werden zwaar gestraft.
D
De christenen vonden de vuurdood niet erg.

Slide 35 - Quizvraag

Bron 20 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.

Slide 36 - Quizvraag

Droom van keizer Constantijn

Slide 37 - Tekstslide

Een staatsgodsdienst
In 312 droomde keizer Constantijn van een kruis. Als hij christen zou worden zou hij deze veldslag winnen. 
En raad eens...hij won! Zo werd deze keizer christen. 
In het begin mocht iedereen zelf besluiten welke godsdienst hij wilde. 
Vanaf 394 móest iedereen christen zijn. Zo werd het christendom de staatsgodsdienst. Vanaf toen werden juist de niet-christenen vervolgd. 
staatsgodsdienst
Na het jaar 394 de enig toegestane godsdienst in het Romeinse Rijk.

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • christen
  • paus
  • staatsgodsdienst

Slide 39 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les

  • 64 na Chr.: grote brand van Rome 
  • 312: keizer Constantijn wordt christen
  • 394: het christendom wordt staatsgodsdienst

Slide 40 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 41 - Open vraag

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 42 - Open vraag