In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
3kader
# dt
Slide 1 - Tekstslide
Eerst verder met lezen.....
timer
20:00
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordsvormen
De persoonsvorm (pv) is de werkwoordsvorm die je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd kunt schrijven. Je vindt de persoonsvorm met de tijdproef: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
tt Ik ben gisteren naar de film geweest : pv = ben
vt Ik was gisteren naar de film geweest : pv = was
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoordsvormen
Het voltooid deelwoord (vdw) is de werkwoordsvorm die hoort bij een persoonsvorm van hebben, zijn of worden.
Ik heb de ijsjes betaald.
Is je oma met de trein gekomen?
Mijn contract wordt niet verlengd.
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoordsvormen
Het hele werkwoord is de werkwoordvorm zoals die in het woordenboek staat.
Ik heb zin om naar de film te gaan.
De docent zal wel mopperen als we niet verder werken aan de opdracht.
Slide 5 - Tekstslide
De stamregel in de tegenwoordige tijd
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld tt:
VERHUIZEN:
ik verhuis
jij/je/u verhuist
hij/zij/het verhuist
wij/jullie/zij verhuizen
....jij? Verhuis jij?
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld tt:
ANTWOORDEN:
ik antwoord
jij/je/u antwoordt
hij/zij/het antwoordt
wij/jullie/zij antwoorden
....jij? Antwoord jij?
Slide 8 - Tekstslide
Twijfel je toch over d of dt:
VERVANG HET WERKWOORD DOOR "LOPEN"
Sam vind of vindt het goed?????
Het is: Sam loopt..... dus Sam vindt het goed.
Houd of houdt jij van boerenkool?
Het is: Loop jij..... dus Houd jij van boerenkool?
Slide 9 - Tekstslide
De stamregel in de verleden tijd
Slide 10 - Tekstslide
Vul de juiste vorm in.
Ieder jaar (gaan) deze docent naar de Efteling.
Slide 11 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
Deze docent (vinden) dat altijd heel erg leuk.
Slide 12 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
In de Efteling (worden) je dagelijks ontvangen door Pardoes.
Slide 13 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
Mevrouw (worden) altijd misselijk in de Villa Volta.
Slide 14 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
Vroeger als kind (praten) deze docent altijd honderduit over de Efteling.
Slide 15 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
Haar moeder (beloven) toen dat ze een keer zouden gaan.
Slide 16 - Open vraag
Vul de juiste vorm in.
Sindsdien (zijn) mevrouw fan van de Efteling.
Slide 17 - Open vraag
Klankveranderende werkwoorden:
De klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd:
Ik denk
of
Ik dacht
Slide 18 - Tekstslide
Klankvaste werkwoorden:
De klank van het werkwoord blijft in de verleden tijd hetzelfde.
Je schrijft dan de ik-vorm + te(n) of de ik-vorm + de(n)
Mijn vader fietste het snelst.
De kleuters speelden in de tuin.
Ik raadde het als eerste.
Slide 19 - Tekstslide
Klankvaste werkwoorden:
Twijfel je of je te(n) of de(n) moet schrijven.
Gebruik dan de regel van "t xkofschip".
Zit de medeklinker in "t xkofschip" dan:
ik-vorm + te(n)
Niet in "t xkofschip" dan:
ik-vorm + de(n)
Slide 20 - Tekstslide
Hoofdletters
Het eerste woord van een zin schrijf je met een hoofdletter. Maar let op!
Als de zin met een getal begint, schrijf je geen hoofdletter.
Als de zin met een apostrof (’) begint, schrijf je het volgende woord met een hoofdletter.
Slide 21 - Tekstslide
Namen schrijf je met een hoofdletter.
personen
landen, plaatsen, provincies, zeeën en rivieren
inwoners en de taal van een land
goede doelen, bedrijven en instellingen
merken
Slide 22 - Tekstslide
Namen schrijf je met een hoofdletter.
personen
landen, plaatsen, provincies, zeeën en rivieren
inwoners en de taal van een land
goede doelen, bedrijven en instellingen
merken
titels van boeken, films, tv-programma’s enz
heilige personen en zaken
feestdagen (Kerstmis, Koningsdag, Moederdag
Slide 23 - Tekstslide
Maar let op:
Maar let op! Woorden die met een feestdag te maken hebben, schrijf je met een kleine letter.