Week 44 1 HV Frans

Les 8 november
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen

In stilte werken tot 9.25
  • Opdr. 31 t/m 33 afmaken vanaf blz. 29
  • Leren/Lezen Grammaire + Phrases-clés
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 8 november
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen

In stilte werken tot 9.25
  • Opdr. 31 t/m 33 afmaken vanaf blz. 29
  • Leren/Lezen Grammaire + Phrases-clés

Slide 1 - Tekstslide

Programme
recapitulation
Planing
Grammaire
Phrases-clés
des excercises

Log alvast in met de code linksonder

Slide 2 - Tekstslide

récapitulation

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Grammaire 
  • uitleg + lessonup (10min)
  • nakijken (5min)
Phrases-clés
  • lezen en luisteren (2min)
  • spreken (5 min)
  • opdracht 34 zelfstandig werken

Slide 4 - Tekstslide

'la' betekent:
A
de, een
B
een, en
C
één, twee
D
de, het

Slide 5 - Quizvraag

'le' betekent:
A
1e
B
de/het
C
un
D
een

Slide 6 - Quizvraag

De lidwoorden
De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la.

  • le garçon = de jongen 
  • le collège = de school 

  • la fille = het meisje 
  • la classe = de klas  

Slide 7 - Tekstslide

wat betekent l'
A
de/het
B
meervoud
C
le én la
D
een

Slide 8 - Quizvraag

De lidwoorden
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’

  • l’ami (m) = de vriend 
  • l’amie (v) = de vriendin 
  • l’hôtel (m) =  het hotel 
  • l’adresse (v) =  het adres 

Slide 9 - Tekstslide

la staat voor ..... woorden
A
mannelijke
B
stomme h
C
vrouwelijke
D
lange

Slide 10 - Quizvraag

'le' staat voor .... woorden
A
stomme h
B
onzijdige
C
vrouwelijke
D
mannelijke

Slide 11 - Quizvraag

l' staat voor ..... woorden
A
mannelijke
B
vrouwelijke
C
mannelijke & vrouwelijke
D
feestelijke

Slide 12 - Quizvraag

De lidwoorden
In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

  • Bij personen kun je vaak zien of het woord mannelijk of vrouwelijk is. 

  • Bij andere woorden moet je het uit je hoofd leren!  

Slide 13 - Tekstslide

Welk lidwoord gebruikt je bij meervoud in het Frans?

Slide 14 - Open vraag

De lidwoorden
Bij meervoud gebruik je het lidwoord les

  • les garçons = de jongens 
  • les filles = de meisjes 
  • les arbres = de bomen 
  • les hôtels = de hotels 

Slide 15 - Tekstslide

un hoort bij ....... woorden
A
vrouwelijke
B
mooie
C
mannelijke
D
rare

Slide 16 - Quizvraag

une hoort bij......woorden
A
mannelijke
B
vrouwelijke
C
onzijdige
D
Nederlandse

Slide 17 - Quizvraag

De lidwoorden
Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une

  • un garçon = een jongen 
  • un hôtel = een hotel 
  • une fille = een meisje 
  • une adresse =  een adres  

Slide 18 - Tekstslide

Welk onbepaald lidwoord gebruik je in het Frans bij meervoud?

Slide 19 - Open vraag

De lidwoorden
In het meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord.

In het Frans gebruik je des.

  • des amis = x vrienden 
  • des filles = x meisjes  

Slide 20 - Tekstslide

les excercises
opdr. 31bcd blz. 29
opdr. 32 blz. 29
opdr. 33 blz. 30

nakijken -> volgende slide

Slide 21 - Tekstslide

Nakijken
  • Als alle opdrachten klaar zijn-> ruil van werkboek
  • Kijk van elkaar de opdrachten na
  • Overleg als jullie iets anders hebben
  • Ruil boeken weer terug
  • Nakijken correctiemodel

Slide 22 - Tekstslide

https://LessonUp.app/invite/h/zmRyPwPtT4dbTSixd

Slide 23 - Tekstslide

Phrases-clés
  • Luister en lees mee op tekstboek pagina 19
  • Werk in tweetallen
  • Lees het gesprek voor (vraag -antwoord)
  • Wissel van rol
  • Let op de uitspraak van de letters J en H

Slide 24 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
ex. 34d+e p. 31

34d-> vul de juiste woorden in
34e-> Schrijf de juiste vraag bij het antwoord op

Tip: gebruik de phrases-clés van tb blz. 19

Slide 25 - Tekstslide