Afweer niet gebruikt 2

Afweer les 1.1.22
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afweer les 1.1.22

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
NOG INVULLEN

Slide 2 - Tekstslide

Lichaamsvreemde stoffen
stoffen die niet in je lichaam thuishoren en waarvan je ziek kunt worden

Zoals: bacteriën, schimmels, virussen en parasieten

Slide 3 - Tekstslide

Antigenen

eiwitten op de buitenkant van een cel of van een virus

Slide 4 - Tekstslide

Antistoffen
stoffen die ziekteverwekkers onschadelijk maken

Slide 5 - Tekstslide

Witte bloedcel

Slide 6 - Tekstslide

Vorming antistoffen

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Iemand is ziek geweest

Slide 8 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
immuniteit die ontstaat door vaccinatie

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Witte bloedcel: 
macrofagen
Sommige witte bloedcellen(macrofagen) hebben geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze makkelijk door de wand van een bloedvat. 

Als er bacteriën en/of andere ziekteverwekkers in je lichaam komen, kunnen de witte bloedcellen zo'n lichaamsvreemde stof 'insluiten' (fagocytose). Daardoor gaat de bacterie/ziekteverwekker dood. De macrofaag gaat hierbij meestal ook dood. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je een wondje hebt en er vocht uit de wond komt. 

De etter of pus bestaat uit dode witte bloedcellen en gedode bacteriën. 





Witte bloedcel
Je kunt uitleggen wat de functie en de werking van een witte bloedcel is.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Witte bloedcel
die antistoffen maakt
Ziekteverwekkers bevatten lichaamsvreemde eiwitten. Het afweersysteem van het lichaam herkent die eiwitten. Bepaalde witte bloedcellen maken antistoffen die vastplakken aan de lichaamsvreemde eiwitten. Dat kost wel enige tijd en in die tijd kun je ziek zijn. 
Als er voldoende antistoffen zijn geproduceerd en de ziekteverwekkers bedekt zijn, dan zijn ze uitgeschakeld.
Je bent weer beter!

Witte bloedcel
Je kunt uitleggen wat de functie en de werking van deze witte bloedcel is.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Geheugencellen
Natuurlijke immuniteit

Ziekteverwekkers bevatten verschillende lichaamsvreemde stoffen. Eén antistof bestrijdt één lichaamsvreemde stof. 
Je lichaam maakt dus verschillende typen antistof. 
Zo'n antistof blijft langere tijd in je bloed en de witte bloedcellen 'onthouden' hoe ze zijn gemaakt (geheugencellen). 
Dat is handig want bij een volgende besmetting met dezelfde ziekteverwekker, wordt heel snel opnieuw de 
juiste antistof gemaakt. Resultaat: je wordt niet ziek, je bent immuun voor die ziekte. Als je als kleuter bijv. waterpokken krijgt (je bent dan ziek), dan maakt je lichaam antistoffen. Je krijgt dan niet nog een keer de waterpokken. Je noemt dit natuurlijke immuniteit.
Dit werkt ook zo bij de ziektes: rode hond of bijv. de bof.
Je kunt uitleggen hoe natuurlijke immuniteit ontstaat.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Immuniteit (1)
Hiervoor is uitgelegd dat bij een eerste contact met een antigeen het een tijdje duurt voordat de specifieke afweer op gang is gekomen. De tijd tussen binnendringen en ziekteverschijnselen krijgen, noemt men incubatietijd
De vorming van antistof na het eerste contact noemt men de primaire reactie.

Slide 20 - Tekstslide

Immuniteit (2)
Door de aanwezigheid van geheugencellen worden antistoffen snel gevormd na een nieuw contact met dít antigeen. Dit noemt men de secundaire reactie. Je wordt door het tempo van antistofproductie niet ziek, je bent immuun. 
Dit is natuurlijke immuniteit.
Wil men kunstmatig immuniteit opbouwen voor een ziekteverwekker, dan gaat men immuniseren.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de goede volgorde?

1. De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en onschadelijk
2. Ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
3. Antistof hecht aan de lichaamsvreemde stof
4. Witte bloedcellen maken antistoffen
A
4 - 3 - 2 - 1
B
1 - 2 - 3 - 4
C
2 - 4 - 3 - 1
D
3 - 4 - 2 - 1

Slide 22 - Quizvraag

 2 soorten immuniteit:


- Aangeboren
- Verworven
                     - actief

                     - passief


Slide 23 - Tekstslide

actieve of passieve immunisatie?

Bij actieve immunisatie krijg je de verzwakte ziekteverwekker toegediend en maak je zelf antistoffen (vaccinatie)


Bij passieve immunisatie krijg je antistoffen ingespoten als je geen tijd te verliezen hebt. Bijvoorbeeld bij spinnen- of slangenbeet en hondsdolheid.

               

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Passieve immunisatie

Passieve immunisatie= direct antistoffen in het lichaam toevoegen. Het lichaam hoeft de antistoffen dus niet zelf te maken. Voorbeelden in de afbeelding zijn:    1. Vaccin
                                    2. Moedermelk

Het  werkt snel, maar niet zo lang. (geen geheugencellen!)

Slide 26 - Tekstslide

Actieve immunisatie

Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.

Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie
A
Actief= direct antistoffen binnen krijgen.
B
Passief= direct antistoffen binnen krijgen.
C
Actief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten
D
Passief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten.

Slide 29 - Quizvraag

natuurlijke immuniteit
A
ontstaat doordat je een vaccinatie hebt gekregen
B
ontstaat doordat je bijvoorbeeld een griepprik hebt gekregen
C
immuniteit die ontstaat doordat je de ziekte doormaakt (ziek bent geweest van een ziekte)
D
is een erfelijke ziekte

Slide 30 - Quizvraag

Kunstmatige immuniteit
A
immuniteit die ontstaat doordat je al een keer een bepaalde ziekte hebt gehad
B
immuniteit die ontstaat door inenting met een vaccin, zoals de griepprik
C
Lichaamsvreemde stoffen die een ziekte veroorzaken
D
Lichaamsvreemde stoffen die geen ziekte veroorzaken

Slide 31 - Quizvraag

Ontsteking
A
is een reactie van je lichaam op een infectie
B
is een ziekte die je maar 1 x kunt krijgen
C
is een infectie
D
is een erfelijke ziekte

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide