Schreiben B Notizen machen

♥lich Willkommen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

♥lich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Start
  • Schreiben B Notizen machen

  • Oefening 

Slide 2 - Tekstslide

Am Ende der Stunde:
Je kunt notities maken voor een ander.
Je kunt verschillende tijdsaanduidingen gebruiken.
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Einleitung
Stel je voor: Je werkt op een camping of in een hotel en je moet een bericht doorgeven aan een Duitse gast. Of je bent op uitwisseling in Duitsland en je moet voor de gastvrouw opschrijven hoe laat je thuiskomt. In deze situaties moet je notities maken en moet je weten hoe je in het Duits in het kort informatie zoals datum, plaats en tijd kunt noteren.
Wist je dat...
je bij het maken van notities geen hele zinnen hoeft te schrijven?

Slide 4 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden 


Voor het maken van notities heb je regelmatige werkwoorden nodig. Je schrijft deze in de tegenwoordige tijd. 
Verder komen de rijtjes 'sein' & 'haben' zowel in de tegenwoordige tijd en verleden tijd aan bod. 

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 6 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen met 
- d  of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten


Slide 7 - Tekstslide

 Uitgangen op een s-klank (s, ß, x, z) geen st bij du, maar t
werkwoord: heißen, stam:heiß
ich heiß e
du heiß t
er/sie es heiß t
wir heiß en
ihr heiß t
sie heiß en
Sie heiß en


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


Aufgabe 11 Seite 179 

Slide 10 - Tekstslide

Notizen machen, wie macht man das?

Stel de vragen wie, wat, hoe, waar, wanneer, hoelang?
Auf Deutsch: wer? was? wie?  wo? wann? wie lange? 
Antwoord in steekwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Schreibmittel
1. Herr(n) und Frau Biedermann.
2. Ich bin mein Handy vergessen.
3. Haben Sie speziellen Wünsche?
4. Ich esse kein Schweinefleisch oder Fisch.
5. Ich war (im Hotel) im Zimmer 224 oder Ich war im Hotelzimmer 224. 
6. Wir bleiben vom 3. bis 7. August. 
7. Sie kommt am Sonntag.
8. Wir bleiben 3 Stunden.
9. Er kommt um Viertel vor sieben (7). 

Slide 12 - Tekstslide

Tijdsbepalingen

Na de dag en de maand zet je een punt:
12 mei: 12.05. 
van 1 t/m 3 juli: vom 1. bis zum 3. Juli 


Slide 13 - Tekstslide

Vertalingen maanden:
01. = Januar                                                      07. = Juli
02. Februar                                                       08.= August
03. März                                                             09.= September
04. = April                                                          10. = Oktober
05.= Mai                                                              11. = November
06.= Juni                                                             12. Dezember 

Slide 14 - Tekstslide

Verschil Uhr en Stunde
Bij kloktijden gebruik je Uhr
um zwei Uhr = om twee uur.

Bij tijdsduur gebruik je Stunde:
es dauert 4 Stunden = het duurt vier uur 

Slide 15 - Tekstslide

op= am

Bij de dagen van de week of de datum gebruik je am als vertaling voor op:
Am Mittwoch= op woensdag
Am 21. Juni= op 21 juni 

Slide 16 - Tekstslide

Overige tijdsuitdrukkingen 

Von Montag bis Freitag= van maandag tot vrijdag
In 2 Wochen = over 2 weken
Vor 2 Jahren = twee jaar geleden 

Slide 17 - Tekstslide

Dagen van de week
maandag= Montag
dinsdag= Dienstag
woensdag= Mittwoch
donderdag= Donnerstag
vrijdag= Freitag
zaterdag= Samstag
zondag= Sonntag 

Slide 18 - Tekstslide

Oefening: Hoe zeg je? 
Op woensdag = 
vier uur trainen = 
Om elf uur = 
van 5 tot 9 mei = 
in twee weken = 
in het weekend = 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden 
1. Am Mittwoch 
2. vier Stunden
3. am 21. Juli (of) am 21. 07. 
4. um 11.15 oder um Viertel nach elf 
5. vom 5. bis zum 9. Mai
6 in zwei Wochen 
7. am Wochenende 

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf een korte notitie
Goedemorgen, 
Ik ben naar de bakker. 
Ik ben verse broodjes halen. 
Kun je alvast de tafel dekken. 
Dank
Je naam 

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord Bakker 
Guten Morgen, 
Ich bin zum Bäcker. 
Ich bin frische Brötchen holen. 
Kannst du schon den Tisch decken.  
Danke
Anna 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf een korte notitie
Hallo Ditte, 
Ik moet zo even weg. 
Wij gaan voetballen. 
We hebben huiswerk voor Engels: opdracht 18 tot en met 25 
op bladzijde 41 in het werkboek. 
Ik ben om 18 uur weer thuis. 
Doei. 

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord: So gleich weg. 
Hallo Ditte, 
Ich muss so gleich weg. 
Wir sind Fussball spielen. 
Wir haben Hausaufgaben für Englisch: Aufgabe 18 bis Aufgabe 25 Seite 41 im Arbeitsbuch.  
Ich bin um 18 Uhr wieder zurück. / wieder zu Hause.  
Tschüs 

Slide 24 - Tekstslide