* werkwoorden in de juiste vorm gebruiken (esttenten-regel)
* schrijven wat je van iets vindt (mening geven)
* weil of denn op de juiste manier gebruiken
* das/dass op de juiste manier gebruiken
* tijdsaanduidingen goed gebruiken
* hoofdletters goed gebruiken
* voorzetsel en naamvallen goed gebruiken (je mag het stappenplan
gebruiken!)