VWO 3 - Samenleving H2

De Samenleving
Hoofdstuk 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De Samenleving
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • We gaan leren wat de overheid is en wat deze doet
  • we gaan leren wat de collectieve sector en particuliere sector is
  • we gaan leren wat overdrachtsinkomens zijn en hoe ze gefinancierd worden
  • we gaan leren hoe je inkomstenbelasting uitrekent

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Overheidsorganen
De belangrijkste overheidsorganen zijn:
Het Rijk
De provincie
De gemeenten
De Waterschappen

Slide 4 - Tekstslide

De centrale overheid
Het Rijk wordt ook wel 'de centrale overheid genoemd'
De ministers besturen het Rijk. Zij maken plannen en wetten die door de 2e kamer goedgekeurd moeten worden. De mensen in de 2e kamer worden gekozen door het volk tijdens de verkiezingen.


Slide 5 - Tekstslide

De 2e kamer
De 2e kamer controleert de ministers. 

Slide 6 - Tekstslide

De provincie 
Verantwoordelijk voor de grond van een deel van het land
  • Mogen steden uitbreiden?
  • Mag extra ruimte komen voor bedrijfsterreinen? 
  • Zijn er goede wegen of moeten die bijgebouwd worden?

Slide 7 - Tekstslide

De gemeente
De gemeente staat het dichtste bij jou.
Veel zaken in jouw woonplaats worden geregeld door de gemeente.
Moeten er bomen geplant worden? Komt er een nieuwe speeltuin? Krijg ik een vergunning voor het plaatsen van een dakkapel?
Bij de gemeente regel je ook je identiteitsbewijs of paspoort.
 

Slide 8 - Tekstslide

De waterschappen
Het beheren van water en het bewaren
van de kwaliteit van ons water. 

Slide 9 - Tekstslide

Collectieve goederen
Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid noemen we collectieve goederen
Ze kunnen niet aan individuele personen geleverd worden (denk aan straatverlichting; je kan geen prijs per persoon vragen per keer dat iemand gebruik maakt van het licht van de lantaarnpaal. 
Collectieve goederen zijn niet uitsluitbaar en niet rivaliserend. Dat betekent dat niemand van het gebruik kan worden uitgesloten en dat het gebruik door de ene persoon niet ten koste gaat van het gebruik door de andere persoon.
 

Slide 10 - Tekstslide

Noem een collectief goed (anders dan straatverlichting)

Slide 11 - Open vraag

Collectieve goederen
De overheid zorgt voor collectieve goederen, omdat/want
  1. voor sommige ervan kun je niet iedereen apart laten betalen (bijvoorbeeld dijken en straatlantaarns).
  2. de overheid de kwaliteit ervan zelf wil regelen.
  3. de overheid wil dat ze betaalbaar blijven voor iedereen.

Slide 12 - Tekstslide

Quasi-collectieve goederen
Dit zijn goederen die individueel leverbaar, maar die we toch als een soort collectief goed door de overheid laten leveren.

Onderwijs kun je per persoon leveren. Wanneer je niet betaalt, is het mogelijk om je uit te sluiten van lessen. Maar we kiezen ervoor om het collectief, betaald met belastinggeld, te leveren.

Slide 13 - Tekstslide

Een dijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een speeltuin in de wijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een kaartje voor een voetbalwedstrijd een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Een abonnement op de sportschool is een collectief goed .
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Particuliere sector
De particuliere sector bestaat uit bedrijven en burgers.
Bedrijven in de particuliere sector streven naar winst.
Daarbij leveren ze vooral individuele goederen.

De particulier sector wordt ook wel het bedrijfsleven genoemd


Slide 18 - Tekstslide

Particuliere sector
Deze sector heeft te maken met marktwerking: de aanbieders van producten concurreren met elkaar.
Ze moeten daarom:
  • goede kwaliteit leveren
  • hun prijzen laag houden. Dat kan alleen als ze hun bedrijfskosten laag houden

Slide 19 - Tekstslide

Inkomensoverdrachten
In Nederland kan niet iedereen financieel volledig voor zichzelf zorgen.
Hiervoor zijn bepaalde inkomensoverdrachten

Hiervoor hoef je geen tegenprestatie te leveren, zoals bij je salaris. Een inkomensoverdracht kan een vervang van arbeidsinkomen zijn maar ook een tegemoetkoming in hoge kosten.

Slide 20 - Tekstslide

overdrachtsinkomen
Voorbeelden van overdrachtsinkomen:
- kinderbijslag
- huurtoeslag
- zorgtoeslag
- alimentatie
- bijstand
- WW


Slide 21 - Tekstslide

Bepaalde inkomensoverdrachten zijn er speciaal voor oudere mensen (ouder dan 67 jaar). 
Hier gaan we dieper op in op de volgende dia's.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Omslagstelsel

* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel

*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds

Slide 24 - Tekstslide

Vergrijzing

Slide 25 - Tekstslide